248
baan den grond treft. Men telt dan in het grondplan, bij den voet
van het doel beginnende: 7, 8.5, 10 en 4.2 of 29.7 °/0.
Bij deze berekeningen is weer ondersteld, dat de breedte van het
doel gelijk is aan of grooter dan de breedtespreiding van den bundel.
Opmerking. Hoewel het zelden zal voorkomen, dat op de afstanden
beneden de 170 M. eene compagnie zich in sectie-colonno aan het
vijandelijk vuur zal blootstellen, dient er toch op gewezen te worden,
dat de diepte van de treflferruimte eener colonne nimmer kleiner is
dan de diepte der trefferruimte van eene compagnie in bataille.
B. v. op 150 M. is de diepte der trefferruimte van infanterie in staande
houding in bataille 220 M. Berekent men de diepte der trefferruimte
van eene open sectie-colonne, die met hare voorste afdeeling op 150
M., dus met hare laatste afdeeling op 190 M. staat, dan verkrijgt men
40 171 =211 M. Daar echter de hoogste baan, die de voorste
afdeeling nog raakt, op 220 M. achter die afdeeling den grond bereikt,
bepaalt deze baan, en niet de hoogst rakende der laatste afdeeling, de
diepte van de trefferruimte der colonne.
Boven den afstand van 170 M. is de trefferruimte eener colonne
steeds dieper dan die van eene afdeeling in bataille.
Voorstelling van diepe doelen door schijven.
Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, het is nog kort geleden,
dat een compagniescommandant eene sectie-colonne op 600 M. door
4 achter elkander geplaatste schijven liet voorstellen en méér dan
100 °/o treffers verkreeg; iets, wat hem zelf nog al vreemd voorkwam.
Beschouwt men fig. 2., die zulk een doel voorstelt, dan ziet men,
dat de hoogst rakende baan van de voorste afdeeling juist bij den
voet der laatste afdeeling in den grond slaat. Een groot deel van
alle schoteü, welke de voorste afdeeling treffen, gaat ook door de
tweede en derde afdeeling. Insgelijks gaat de hoogst rakende baan
van de tweede afdeeling door de derde en vierde afdeeling; kortom
een zelfde kogel slaat door twee of drie schijven heen.
Men moet dus een doel slechts door zooveel schijven voorstellen,
als juist noodig zijn om alle kogels op te vangen, die binnen de
trefferruimte ac op den grond komen. In fig. 2 is dadelijk zicht-
m