249
baar, dat daarvoor juist twee schijven van 1.60 M. hoogte noodig
zijn, namelijk de schijf ab en de schijf de.
De schijf ab staat op 600 M. en hare hoogste, rakende baan heeft
eene bestreken ruimte van 40 M.; zij vangt dus alle schoten op, die
tusschen a en e op den grond komen.
In het punt e moet dus eene tweede schijf worden geplaatst, die
alle kogels kan opvangen, welke tusschen e en c op den grond komen,
dat is in 36 M. diepte, en hieraan voldoet nu juist eene schijf van
1.60 M. hoog. (1)
Op deze wijze weet men zeker, dat één kogel slechts één directen
treffer in de schijven maakt. Ik zeg: directen treffer, want het is
zeer goed mogelijk, dat kogeb, die tusschen a en e op den grond
komen, de schijf de in hun tweeden boog treffen, aanslagen. Deze
aanslagen zijn echter te herkennen aan het langwerpige gat, dat ze
in de schijf slaansoms scheuren zij papier en linnen, terwijl een
directe treffer een zuiver rond gat maakt. Hoe strakker de schijven
op bamboezen ramen gespannen zijn, hoe juister treffers en aanslagen
te onderscheiden zijndaarom worden bij de Schietschool uitsluitend
groepsschijven in ramen gebruikt.
Het spreekt van zelf, dat aanslagen in de tweede schijf niet meegeteld
worden; daarentegen wel de aanslagen in de voorste schijf, want deze
zjjn afkomstig van kogels, die vóór den voet van het doel den grond
geraakt en daarna in den tweeden boog de schijf getroffen hebben.
De voorgaande en volgende berekeningen van de trefkans houden
alleen rekening 4net directe treffers; die voor de aanslagen zal
afzonderlijk worden behandeld. Het komt mij bij de oefeningen
wenschelijk voor om steeds de directe treffers en de aanslagen afzon
derlijk te doen opnemen.
Hieronder volgen eenige voorbeelden van berekening van het aantal
en de hoogte van de schijven, die men noodig heeft om een zeker
doel voor te stellen, waarbij ondersteld wordt, dat men groepsschijven
van 1.60, 1.10 en 0.50 M. hoogte ter beschikking heeft.
(1) 121 8. Y. schrijft dan ook voor, dat men bij het voorstellen van diepe doelen
de schijven op afstanden achter elkander moet plaatsen, die verband houden met den
invalshoek van het projectiel.