261
slechts éên mikpunt het midden van het doel is aangewezen.
Men heefc dan: 1° de ledige ruimte tusschen de beide midden-sectiën,
breed 2.8 M.2° het front van de beide midden-sectiën met die
tusschenruimte, breed 5.2 M.3° het front van de midden-sectiën met
de drie tusschenruimten, breed 10.8 M. en eindelijk het geheele front,
breed 13.2 M.
Deze breedten verhouden zich tot de 50 °/0 breedtespreiding(1)
2.8: 4.87 0.575 waarbij behoort 30 °/0 treffers;
5.2: 4.87 1.07 53
10.8: 4 87 2.22 86.6 en
13.2: 4.87 2.71 93.2 »/0
De 30°/o treffers, vallende in de middelste tusschenruimte, gaan
geheel door die ledige ruimte verloren.
Van de 53 °/0 treffers, vallende in de breedte van 5.2 M., komt
slechts 53 30 23 °/0 in de trefferruimten van de beide midden
sectiën terecht.
Van de 86.6 °/0 treffers, vallende in de breedte van 10.8 M., komt
S6.6 53 31.6 °/0 op de ledige ruimten tusschen de midden- en
vleugel-sectiën; terwijl eindelijk op de trefferruimten der beide vleugel
sectiën 93.2 86.6 6.6 °/0 valt.
Doch bij deze berekeningen is ondersteld, dat het doel in de diepte
onbegrensd is, terwijl hierboven reeds gevonden werd, dat in de
diepte der trefferruimte van dit doel slechts 23.5 °/0 treft, als de
breedte voldoende en geheel gevuld was.
Het werkelijk procent treffers in elke sectie wordt dus gevonden,
door het product der enkelvoudige waarschijnlijkheden te nemen, en wel
Voor de beide midden-sectiën: 23 °]a X 23.5 5.4 °/0 voor elke sectie 2.7 °/0
vleugel- 6.6 X 23.5 °/0 1.55 0.77 °j0
Bij het nemen van één mikpunt op het midden van het doel
bedraagt dus de totale trefkans 6.95 of 7 °/0.
Indien de compagniescommandant de sectiën in liet vijandelijk vuur
met verdubbelde rotten laat marcheeren, stelt hij zijn troep onnoodig
aan méér verliezen bloot, doordien hij de ledige ruimten tusschen de
sectiën gedeeltelijk doet vullen, terwijl de diepte van de trefferruimte
(1) Bij do berekening van het procent trefferB in strooken van bepaalde breedte
moet de as van den bundel steeds in het midden der strook liggen.