264 troepen nog tot op 50 pas van de vijandelijke stelling salvo's afgaven. (1) Aan het afkeurend vonnis van zulke onbevoegde beoordeelaars kan geen waarde worden toegekend en het zal zeker niet leiden tot wij- ziging van onze schietopleiding. Dat trouwens, ondanks de talrijke mutatiënwelke de aanvulling van de korpsen te Atjeh voortdurend noodzakelijk maakt, onze schietopleiding nog zoo slecht niet werkt, blijkt uit hec toenemen van het aantal geoefende schuttersvan 1888 tot 1890, dus in de eerste twee schietseizoenen van het nieuwe schiet- voorschrift, nam dat aantal met 3750 man of 16.7 °/0 toe. In het schietseizoen 1890 werden 550 scherpschutters gevormd. Om nu eene ondiepe Inlandsche bende voor te stellen kan men gebruik maken van figuur- en driemansschijven, die naast- en achter elkander worden opgesteld, echter zoodanig, dat één zelfde kogel niet twee schijven kan treffen. In fig. 11 is eene bende van 24 man over eene breedte van 12 M. verspreid. Stel, dat deze bende in den looppas nadert met passen van 75 cM. groot en een snelheid van 180 in de minuut, dan legt zij in één minuut 135 M. af. Plaatst men nu den vurenden troep op den afstand van 150 M., dan kan hij gedurende één minuut salvovuur of snel vuur afgeven. Men kan nu de juiste verliezen, die men de bende toebrengt, beoordeelen door elke figuur, welke in het zwart getroffen is, als buiten gevecht gesteld te beschouwen. Yoor het oog van den soldaat heeft eene dergelijke voorstelling eenig nut; doch men ziet (1) Uit het verward en onsamenhangend opstel in den Spectator van den kapitein Merz blijkt overtuigend, dat hij den tegenwoordigen toestand van zijn eigen leger niet kent. Te verwonderen is dat niet, wijl deze officier van 8 Juli 1881 tot 11 Juni 1887 bij het Nederlandsche leger gedetacheerd was en van 4 November 1889 tot heden weer met verlof wegens ziekte in Nederland vertoeft. Dus in bijna 10 jareD nauwelijks twee jaren bij het Indische leger zelf heeft gediend en daarvan, voor zoover mij bekend is, zeker een half jaar wegens ziekte geen diensten heeft verricht. Zijn ongunstig oordcel over onze schietopleiding berust dus op eene ondervinding van slechts enkele maanden. Dat de gezamenlijke schietoefeningen ook uit een tactisch oogpunt leerrijk kunnen zijn, zooals wij hiervoren aantoonden, heeft deze criticus niet eens overwogen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 269