MILITAIRE ZIGZAG. FANTASSIN. Zoo heeft dan eindelijk de met kracht ingevallen westmoesson een einde gemaakt aan de in 1891 met taaie volharding volgehouden veldmanoeuvres en alzoo den vijand verjaagd, die blijkens de ver schillende veronderstellingen op den langen duur voor onze dappere troepen en het overvloedig op hem uitgestorte losse patronenvuur maar niet van wijken schijnt te hebben willen weten. Goddank, want de tijdelijke afwezigheid van den Europeeschen vijand, wiens terugkeer echter tusschen twee haakjes tegen Maart a. s. weder is gesignaleerd, geeft ons gelegenheid om onze soldaten weder eens gedurende eenigen tijd met het A. B. C. van het militaire métier bezig te houden en hun de fijne puntjes terug te geven, die in 't krijgsgewoel van het afgeloopen jaar wel wat afgesleten zijn. Wat of ook de moderne oefeningsstelsels daarvan mogen zeggen, hoe minachtend sommige groote geesten zich ook over handgrepen, goed geaccentueerde ladingsbewegingen en richtingen mogen uitlaten, ik voor mij kan nog altijd niet breken met de mij reeds van mijne jeugd ingeprente stelling, dat de Recrutenschool het begin van alle discipline is en dat wanneer daaraan niet strikt de hand wordt ge houden, het verspreide gevecht de aanvang is van alle ontbinding. Ons exercitiereglement is gelukkig ook doordrongen van deze waarheid, immers 13 van den „Grondslag van het Onderricht" zegt, dat, ten einde in den troep de onontbeerlijke gewoonte van orde en tucht te onderhouden, alle oefeningen, waarbij de gesloten orde tijdelijk verlaten is, moeten worden besloten met eenige bewegingen in ge sloten orde, die, als altijd, scherp moeten worden uitgevoerd. Tegen dezen heilzamen en goed bedoelden regei is niets in te DOOR

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 277