277 gevolgd oefeuingsstelsel toe, dan moet er toch met alle macht naar gestreefd worden, om in deze zaak de kerk in 't midden te houden^ d. w. z. een logische afwisseling van gesloten exercitiën en van velddienstoefeningen te betrachten. Over het algemeen kan worden aangenomen dat voor oefeningen buiten het kwartier hoogstens op vier dagen per week gerekend mag worden. De Zaterdag en Zondag vallen er af, terwijl de onder vinding leert dat per week minstens eenmaal door onvoorziene om standigheden van allerlei aard geen buitendienst kan gehouden worden. Wordt nu van elk dier vier dagen één dag benut tot het houden van velddienstoefeningen op grooter of kleiner schaal, dan komen wij bij een seizoen van 6 maanden op vier en twintig zulke manoeu vres, m. i. meer dan genoeg om niet alleen de militairen die dat geheele semester bij het bataljon blijven, maar ook den tusschentijds komenden en gaanden man voldoende in den dienst te velde te oefenen. De overschietende drie dagen per week houde men onvoor waardelijk beschikbaar voor gesloten exercitiën uit de Recrufen-, Compagnies- en Bataljonsschool, de laatste twee al dan niet gevolgd door een kleine, zeer eenvoudige gevechtsoefening in de onmiddellijke nabijheid van het garnizoen, voorts voor schijfschieten, gymnastiek en schermen en eindelijk voor het houden van de tegenwoordig wel een weinigje te veel als bijzaak beschouwde, doch inderdaad zeer nuttige tweede morgendiensten. Wordt de tijd op die wijze verdeeld, doch onder geen voorwaarde aan de elementaire diensten getorud, dan geloof ik, dat hij bet beste en meest logische voor de oefening wordt benut. We zijn met onze veldmanoeuvres tegenwoordig werkelijk op den goeden weg, maar moeten ons zorgvuldig wachten voor overdrijving. Het staat voor de goe-gemeente wel aardig, om de troepen dikwerf bestoven en vermoeid in het late namiddaguur in het kwartier te zien terugkeeren, doch officieren, die niet alleen op het uiterlijke afgaan, maar zich behoorlijk van den toestand van de hun toever. trouwde afdeeling rekenschap geven, zullen zeer zeker tot de erken tenis komen, dat ook hier het spreekwoord opgaat, dat het alles geen goud is, wat er blinkt. Februari 1892.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 282