292
Bij eene 450 460 470 480 490 500 510 520 530 540 550 M.
50°/o D. S.=107.5M.
45
45
5
5
5
4S
4S
4»
50 °/0 D.S. 90. M.
6
6
5"
5S
56
5
4
36
35
Is dus uit de telling der treffers gebleken, dat het middelste tref
punt van den bundel niet op den vizierschotsafstand ligt, dan dient
men het verticale beeld tot een horizontaal te herleiden. Daartoe
meet men de ligging boven den grond van eiken treffer in de
verticale schijf op en berekent het punt, waar de treffer den grond
raakt, met behulp der formule:
z 6.62 Y (43.82 13.24 x x» ^-x)
B. v. Een treffer ligt in de voorste schijf (op 450 M.) op 0.66 M.
boven den grond; dan is x 4.5 hectometer en y 6.6 decimeter,
waaruit volgt, dat z 4.748 hectometer of 474.8 M.
Uit de ligging der treffers in strooken van 10 M. diepte, kan dan
met behulp van de tabel der trefferverdeeling bij verschillende diep
tespreiding de 50 °/0 dieptespreiding worden afgeleid. (1)
Ten gevolge van de vermindering der bestreken ruimte wordt de
vuuruitwerking kleiner, naarmate de afstand, waarop geschoten wordt,
grooter is 42 A.). Wij hebben dit reeds aangetoond bij de
behandeling van de onveilige strook van den bundel (zie de figuren 12 a
t/m d) en er tevens op gewezen, dat vooral op ondiepe doelen de
trefkans met den afstand sterk vermindert.
Eene beschouwing van het grondplan der trefferverdeeling van den
bundel doet ons dadelijk inzien, dat de grootste uitwerking verkregen
wordt, wanneer het middelste trefpunt in het midden van de treffer
ruimte van het doel valt. Het streven van den vuurleider moet dus
45
25
(1) Ingevolge 7 S. V. kan de korpseommaudant met de officieren vraagstukken
omtrent de „vuuruitwerking" behandelen. Er is dus niets tegen om op de liier aan
gegeven wijze eens de 50 °/0 dieptespreiding na te gaan, door b. v. eene afdeeling
van 20 schutters 5 salvo's te laten afgeven. Voor den vurenden troep blijft het eene
gewone oefening in gesloten orde; de munitie behoeft dus niet extra te worden ver
antwoord.