26 dienst, liepen zij (de tolken) ijverig de chambrée in en riepen zij luide: „aantree, aantree," doch lieten er in hun moedertaal op vol gen: „blijft liggen." Dit laatste werd door ons wel uiet verstaan, maar toch begrepen en daarom weiden zij ook allen in arrest gesteld. Spoedig bekenden zij allen de waarheid; ook Monrovia zelf. Als reden voor hun verzet gaven zij op, dat zij zich niet voor soldaat verbonden hadden, doch wel als arbeiders. Ook de onzekerheid waarin zij verkeerden, omtrent den duur van hun verblijf hier, had mede aanleiding tot hun verzet gegeven. Neemt men nu in aanmerking, dat de recruten in hun land ook gewoon waren geweest tegen de tolken, ais hun wettige hoofden, op te zien en dezen te gehoorzamen en dat zulks hier in het begin ook nog eenigszins zoo was, dan kan 't niet verwonderen dat zij aan de inblazingen der tolken gehoor gaven; want dat deze tusschen- personen de orders, die zij overbrachten, van hoogerhand gekregen hadden, begrepen de recruten toen waarschijnlijk nog niet of maar half, en de tolken waren slim genoeg hen daaromtrent niet in te lichten. Waarom de hoofden, vooral een man als Monrovia, ontevreden waren, is gemakkelijk na te gaan. Zij gevoelden zich meer en meer van het voetstuk gerukt, waarop zij zoo lang gestaan haddenzij wisten dat de tijd zou komen, waarop zij met de anderen gelijk zouden staan, ja, wellicht door hen overvleugeld zouden worden. Nu reeds, ofschoon zij nog veel op de anderen voor hadden, moesten zij toch reeds in menig opzicht met hen worden gelijkgesteld; en dat was te veel gevergd van hun eigenliefde; hun ijdelheid kwam in opstand. De le Compagnie heeft zich nimmer verzet; hun hoofden zijn eenvoudiger en gevoelen zich niet zoo boven de anderen verheven. Op de keper beschouwd zou dit, zonder den tolk Monrovia, bij de 2° Compagnie denkelijk ook zoo geweest zijn; ik geloof niet dat een der andere hoofden het initiatief tot verzet zou genomen hebben. Tolken waren natuurlijk noodig in het begin, doch, na de onder vinding thans opgedaan, zou het verreweg verkieselijker geweest zijn, iudien men 2 a 3 goede burgertolken voor ongeveer twee jaren had aangenomen, die dan ook voor niets anders dan tolkendiensten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 29