299
Eene beschouwing van deze trefferreeksen maakt ons nog bekend
met eigenaardigheden van het bundelvuur, welke bij de toepassing
op het schietterrein niet zoo dadelijk worden opgemerkt, tengevolge
waarvan soms een verschijnsel onverklaarbaar voorkomt. Zoo b. v.
is het mogelijk, dat slechte schutters op een zekeren afstand een hooger
procent behalen dan zeer goede schutters, wanneer voor beide bundels
het vizier 50 M. te kort gesteld is. (Zie de tabel voor den af
stand 550 M.).
Wij weten, dat de geheele dieptespreiding van den bundel onge
veer gelijk is aan het viervoud der 50 dieptespreiding en dus van
zeer goede, middelmatige en slechte schutters resp. 200, 400 en 600
M. bedraagt. Terwijl nu goede schutters de 50 °/0 beste schoten
van hun bundel in eene diepte van 50 M. om het middelste tref
punt samenbrengen, spreiden slechte schutters datzelfde procent over
eene diepte van 150 M. uir. De uitwerking van het vuur van zeer
goede schutters is in eene beperkte ruimte zeer vernietigend, maar
neemt buiten de grenzen dier ruimte snel af. Hoe méér daarentegen
de dieptespreiding van den bundel toeneemt, hoe gelijkmatiger zich
de treffers verspreiden, doch hoe geringer de uitwerking wordt.
Wanneer wij met vele schrijvers aannemen, dat het oorlogsprocent
van zéér goede schutters gelijkgesteld kan worden aan 1/10 en van
middelmatige schutters aan 1/20 a 1/25 van het procent, dat op het
proefveld wordt behaald, en wanneer wij weten, dat in sommige
legers in beginsel aangenomen is, dat het gevechtsvuur eene voldoende
uitwerking heefr, als men 1 °/0 treffers verkrijgt, dan leeren ons de
trefferreeksen van het vizier van 500 M.dat het vuur van slechte
schutters op liet gevechtsveld te nauwernood tusschen 370 en 470 M.
1 °lo treffers oplevert; dat het vuur van middelmatige schutters tus
schen 370 en 530 M. 1 °/0 a 15% treffers geeft, en dat de trefkans
van zéér goede schutters van 400470 M. aangroeit van 2 0/o tot
55 °/0, van 470530 M. afneemt van 5S °/0 tot 2 u/0.
Ook hieruit blijkt dus, welk eene hooge waarde bij het gezamenlijk
vuur aan goed geoefende schutters moet worden toegekend.
Intusschen schatte men het oorlogsprocent van middelmatige
schutters (de gewone graad van geoefendheid eener compagnie) niet