328
Wanneer wc uu echter de wet op het militair onderwijs nagaan,
dan zien we, dat in Nederland hunne opleiding ontvangen
een groot gedeelte van de officieren der infanterie en alle officieren
der cavalerie, artillerie en genie aan de Koninklijke Militaire Academie;
en de overige infanterieofficieren en alle administratieofficieren
aan den Hoofdcursus te Kampen.
De officiereu der militaire administratie zijn mitsdien de eenigen,
die van eene academische opleiding geheel zijn uitgesloten.
We zullen dus thans hebben na te gaan, in hoeverre de opleiding
aan den Hoofdcursus kan geacht worden aan de gestelde eischen te
voldoen.
Vergelijken we de nieuwe regeling voor dien cursus getroffen
met de vroeger bestaande, dan zien we niet veel verschil.
In de Memorie van toelichting wordt daaromtrent het volgende
aangeteekend. Zie 9
„Daar de ondervinding heeft geleerd, dat de tegenwoordige regeling
„van dit gedeelte der officiersopleiding alleszins aan de daarvan gekoes
terde verwachting heeft beantwoord, is die regeling in het ontwerp van
„wet overgenomen, behoudens kleine wijzigingen, die bij de betrekkelijke
„artikelen zullen worden toegelicht."
Dat de opleiding aan den Hoofdcursus „alleszins aan de daarvan
„gekoesterde verwachtingen heeft beantwoord" moge in algemeenen
zin waar zijn, voor de Indische administratieofficieren is die opleiding
onvoldoende.
In do nieuwe wet nu is omtrent de toelating tot den Hoofdcursus
het volgende nagenoeg onveranderd uit het vroeger bestaande voor
schrift overgenomen
„Op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar
„moeten de adspiranten den vollen ouderdom van 19 jaren bereikt, dien
„van 25 jaren niet overschreden hebben, drie jaren als militair gediend
„hebben en minstens één jaar den graad van onderofficier hebben bekleed."
Bij het stellen van deze, zoowel voor de aanstaande officieren der
infanterie als voor die der militaire administratie geldende voorwaarden
is wellicht over het hoofd gezien, dat deze categorieën van officieren
niet aan dezelfde eischen behoeven te voldoenof wel, indien
het niet aan de aandacht is ontgaan dat het stellen van dergelijke