329 voorwaarden voor aanstaande administratieofficieren minder noodig kan worden geacht, is over dat bezwaar heengestapt, om reden de Hoofdcursus in de eerste plaats bestemd is voor de opleiding van infanterieofficieren en het vele moeielijkheden zoude opleveren voor de toelating van adspiranten voor de militaire administratie andere voorwaarden te stellen. Voor den infanterieofficier is het zéér wenschelijk, dat hij eonigen tijd zoogenaamd in den troep heeft gediend, dat hij met den soldaat heeft leeren omgaan, dat hij het leger in de kleinste onderdeelen heeft leeren kennen; voor den administratieofficier daarentegen is die onder vinding, die kennis, ik zal niet zeggen, van geene, maar toch voorzeker van mindere waarde. En kan nu de driejarige diensttijd bij het Nederlandsche leger in dat opzicht ook al van eenig nut zijn voor den Nederlandschen ad ministratieofficier, voor den Indischen kwartiermeester zijn de drie jaren in de gelederen van dat leger doorgebracht, grootendeels nutteloos. Voorts volgt uit de bepaling, dat de onderofficieren bij toelating tot den Hoofdcursus van 19 tot 25 jaar oud mogen zijn, dat zij tusschen het 16° en 25e levensjaar gedurende drie jaren als soldaat, korporaal en onderofficier in het leger gediend hebben. Vooral voor de jongeren waren dat almede de beste jaren om zich intellectueel te ontwikkelen, maar gedurende da! tijdperk is er, wegens de hun opgedragen militaire diensten uit den aard der zaak weinig- tijd voor studie overgeschoten. Aan hen die de Cursussen strekkende tot voorbereiding voor don Hoofdcursus volgen, wordt gedurende twee van die drie jaien les gegeven in de wiskunde, de Hederlandsche taal, de Pransche taal, de aardrijkskunde, de geschiedenis, de dienst en de exercitiereglementen, benevens de dienstvoorschriften terwijl daarna aan den Hoofdcursus almede gedurende twee jaren aan de aanstaande administratieofficieren onderwijs wordt gegeven in:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 334