331 Is dat de weg om mannen te krijgen, die, wat algemeene ontwik keling betreft, op de hoogte zijn van hunnen tijd en waaruit moeten voortkomen die uitstekende officieren, die na verdere voorbereidin°' aan den Intendancecursus met vertrouwen kunnen worden belast met den gewichtigen werkkring van intendant bij het Ned. Indische leger? Mijns inziens niet. Aldus opgeleiden officieren ontbreekt noodwendig de algemeene ontwikkeling geëvenredigd aan de positie, welke zij in de maatschappij innemen en de kennis welke, aansluitende aan het onderwijs op den Intendancecursus, vereischt wordt om dat onderwijs zooveel mogelijk vruchtdragend te doen zijn. Maar er is nog meer. In verband met den maximum leeftijd voor toelating op den Hoofdcursus van 25 jaar en met de bepaling in artikel 9 der wet, dat de leerlingen twee jaren in hetzelfde studiejaar mogen door brengen, is het mogelijk dat iemand in zijn 29e levensjaar tot 2e" luitenant-kwartiermeester wordt benoemd, terwijl die rang, in verband met den voor de toelating gestelden minimum leeftijd van 19 jaar, in het gunstigste geval in het 22e levensjaar bereikt kan worden. De gemiddelde leeftijd der van den Hoofdcursus te Kampen afkomstige 2e luitenants-kwartiermeesters, bedroeg dan ook in de laatste jaren ruim 24 jaar. Dat cijfer is te hoog; van velen van hen zal slechts bij uitzon dering in de hoogere rangen iets te verwachten zijn. Vermeen ik door het voorafgaande te hebben aangetoond, dat er bij de nieuwe wet op het militair onderwijs in Nederland, wat de opleiding der Indische administratieofficieren betreft, onvoldoende rekening is gehouden met de eischen des tijds, om het bewijs te leveren, dat die officieren door hunne opleiding niet voldoende worden voorbereid voor den werkkring, die hen wacht, zal het, naar ik vertrouw, voldoende zijn dien werkkring eenigszins nader in beschouwing te nemen. Niet alleen, doordat er bij het Indische leger geene afscheiding- bestaat tusschen intendance- en kwartiermeestersdienst, maar ook tengevolge van de eigenaardige indeeling van dat leger, verdeeld als het voor een groot gedeelte is over vele kleinere garnizoenen, is de O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 336