336 a is, bezwaarlijk als voldoend motief gelden voor het behoud van de opleiding van deze categorie van officieren bij den Hoofdcursus, wanneer, zooals onderwerpelijk bet geval is, daartegen in andere opzichten overwegende bezwaren kunnen worden ingebracht. Voorts wordt gezegd, dat het behoud van de officiersopleiding in het leger onmisbaar is voor de geregelde aanvulling van het officiers korps bij de infanterie en de militaire administratie. Dit argument klinkt eenigszins vreemd na het aangevoerde in de le alinea van 6 der Memorie van toelichting: „Met de oprichting al dadelijk van één Cadettenschool, wordt in de „eerste plaats beoogd, de zekerheid te verkrijgen, dat steeds een voldoende „toevoer van geschikte candidaten voor toelating op de Koninklijke Mi litaire Academie aanwezig zal zijn." En ook uit het verslag der commissie van rapporteurs mag worden opgemaakt, dat er over het algemeen geen vrees behoeft te bestaan voor onvoldoende aanvulling. In de 3e alinea van 5 van dat verslag wordt daaromtrent het volgende gezegd „Slechts in één geval zouden do hierbedoelde leden met de oprichting „eener Cadettenschool vrede kunnen hebben. En dit was, wanneer zij „moest beschouwd en dan ook uitdrukkelijk in de wet zou vermeld „worden als een noodzakelijk kwaad, wanneer de toevoer van adspirantcn „voor de Koninklijke Militaire Academie langs den gewonen weg op den „duur onvoldoende mocht blijken. Maar hiervoor behoefde, naar hun oordeel, „vooral wanneer tot decentralisatie van het militair onderwijs mocht wor- „den besloten, geen vrees te bestaan. Ook thans overtreft het aantal adspi- „ranten voor den officiersrang het aantal beschikbare plaatsen en ook in do „toekomst behoeft geenszins het tegendeel te worden verwacht, indien men „slechts niet door de oprichting eener Cadettenschool een weg opent, die „voor ouders en voogden niet het voordeel van mindere kosten oplevert." Voorts luidt de aanhef der 5e alinea van die paragraaf: „De leden, welke zich met het voorstel der Regeering ten deze (op lichting eener Cadettenschool) wel konden vereenigen, wezen er op, dat „dit in de eerste plaats zijne rechtvaardiging vond in de noodzakelijkheid, om „den toevoer van geschikte candidaten voor den officiersrang te waarborgen." En hoewel nu, naar aanleiding van het in 4 van het voorloopig verslag aangeteekende, omtrent de wenschelijkheid van eenerlei

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 341