349
Ts zoooven reeds aangetoond, dat het vervullen van buitengewone
dienstplichten was blijven bestaan, die zal nog duidelijker worden,
wanneer men de resultaten der werving van 1872-1878 nagaat;
(de weinige uitzending in de jaren 1870, '71 en '72 kan buiten
beschouwing blijven, omdat de Fransch-Duitschc oorlog een niet
geringen invloed uitoefende op de werving van vreemdelingen). In die
jaren werden, ook volgens Enaar Iudië uitgezonden resp. 3331,
2229, 4369, 3787, 3214 en 2120 man.
Het aantal vreemdelingen bedroeg voor die jaren respectievelijk
988, 658, 2o77, 2849, 2142 en 1314 man.
Het vervullen van buitengewone dienstplichten had dus wel degelijk
reden van bestaan en 't lag ook voor de hand, dat de toelagen daarvoor
bij de Indische begrooting voor 1877 verhoogd werden, hetgeen
trouwens ook voldoende in de toelichting werd gemotiveerd; voor do
aanvraag van verhooging der soldijen van het vaste kader bestond
eveneens alle grond.
Bij de behandeling van de Indische begrooting voor 1879 was in
het voorloopig verslag van de commissie van rapporteurs der 2°
Kamer de opmerking gemaakt, dat het beheer van het Koloniaal-
Werfdepot te Harderwijk niet onder het Departement van Oorlog,
maar onder het Departement van Koloniën behoorde te staan, omdat
de tegenwoordige regeling op dat punt aanleiding gaf tot botsingen.
In de M. v. A.. werd echter voldoende aangetoond, dat dat gerijpto
denkbeeld maar niet zoo in eens ten uitvoer kon worden gebracht,
zonder dat wettelijke regeling der levende strijdkrachten in Nederland
en Nederlandsch-Iudië plaats had.
De in 1881 voorgestelde uitbreiding der organisatie van het Werf
depot met één adjudant-onderofficier was gebaseerd op eene goede
regeling van het recrutenonderwijs, dat steeds een der voornaamste en
omvangrijkste werkzaamheden bij dat korps is. De vergelijking van
dit. Depot van 3 compagnieën (gecommandeerd door een kolonel) met
3 adjudant-onderofficieren, met een bataljon infanterie van vier com
pagnieën, waarbij slechts één (sinds gebracht op twee) onderofficier
van dien graad, gaat volstrekt niet op, omdat bij eerstgenoemd korps
meer dan de gewone diensten te verrichten zijn.
Hoewel, zooals boven reeds gemeld is, in 1878 duidelijk was aan-