351
Of bovendien de voorloopige oefening te Harderwijk ten eenenmale
onvoldoende is om burgers tot soldaten te vormen staat zeer zeker
te betwijfelen, daar door menig officier bij aankomst in Indië wel het
nuttige van die oefening erkend zal worden. Voor de kostbaarheid
wordt geeu enkel motie! opgegeven, zoodat die opmerking maar niet
zoo voetstoots als waar kan worden aangenomeu.
Als antwoord op het demoraliseerend werken van het verblijf te
Harderwijk op de aangeworvenen diene eene aanhaling uit het stuk
van „Sagittarius" in „De Locomotief" van Mei 1887, als antwoord
op een artikel van L. N. in „De Locomotief" van 29 April van dat
jaar. Zij luidt als volgt:
„Het lang veroordeelde Harderwijk. Dit plaatsje is veel beter, dan
„zijn reputatie luidt. Nog niet lang geleden heb ik een tiental dagen
„daar vertoefd en den tegenwoordigen toestand nauwkeurig gadegeslagen".
„Het Harderwijk van 1885-1886 verschilt hemelsbreed met dat van
„1875—1876. Ik durf beweren, dat het in geen andere Hollandsche
„garnizoensplaats zóó rustig is, als in hot hedendaagsche Harderwijk.
„De tooneelen van losbandigheid, die vroeger met recht zoovele malen
„gewraakt zijn, zal men thans daar niet meer aanschouwen. De Neder
landers vertrekken dadelijk na ontvangst van hun handgeld met verlof
„naar elders en mogen vóór dien tijd de kazerne niet verlaten, en de
„vreemdelingen, die niet met verlof mogen gaan, gedragen zich minstens
„zoo goed als de soldaten der Nederlandsche regimenten".
„Harderwijk, dat uitstekend voor een Indisch depot is gelegen (meer
„nabij de grens van Duitschland b. v. zou een werfdepot zeer zeker
„minder beleefde vertoogen van die mogendheid provoceeren) moet dan
„ook als zoodanig behouden blijven, met een fermen commandant als de
„majoor Gr. J. Hofstede Crul, een uitgezocht kader, zooals het dat in de
„laatste jaren bezit".
Ook het in de kamerzitting van 19 December 1884 gesprokene
door den gepensionneerden majoor der genie Kielstra is niet van
overdrijving vrij te pleiten. Moge vroeger jaren een toestand bestaan
hebben, zooals de heer K. daarvan eene voorstelling geeft, uit het
bovenaangehaalde van „Sagittarius" blijkt voldoende, dat die toestand
inderdaad veel verbeterd is. En werkelijk is die toestand nog steeds
verbeterd; de gelegenheid om geld te verteren is te Harderwijk niet
meer in ruime mate aanwezig, omdat van de honderde guldens, die
Dl. I, 1892. 2o