357 depot eone toelage) geuegen om bjj dit korps gedetacheerd te worden. Het Werfdepot heeft al geen goeden naam, en dau nog onder do tegenwoordige omstandigheden daarbij gedetacheerd te worden, neem daarvoor wil dat kader zich niet beschikbaar stellen. Volgens E. hebben de twee instellingen „de Koloniale Reserve" en „het Werfdepot" niets met elkander te maken; daaruit is dus af te leiden, dat laatstgenoemd korps nog steeds geheel aan zijn hoofddoel, dat bij de oprichting op 1 Januari 1844 op den voorgrond werd gesteld, moet kunnen blijven beantwoorden, n. 1. de aanvulling van deland- macht in 's Rijks Overzeesche bezittingen. Voor de wijze van aanwerving enz., zooals die nu nog moet geschieden, is echter de capaciteit van dat Depot onvoldoende, en het zal door ieder die geheel met den toestand der tot nu toe gevolgde wijze der Koloniale werving op de hoogte is, beaamd moeten worden, dat de daaraan ten koste gelegde bedragen niet nutteloos zijn uitgegeven. Een en ander zal misschien later beter kunnen blijken, wanneer de proef, die nu met de „Koloniale Reserve" wordt genomen, ten einde loopt. De oprichting van die „Reserve" is immers een proef, en blijkt die proef niet te voldoen aan de verwachtingen, welnu, dan wordt de K. R. opgeheven. Die kosten zijn dan zeer zeker niet gering geweest; zou dan ook meer dan de helft van het daaraan ten koste gelegde bedrag nutteloos zijn uitgegeven? Het antwoord op die vraag kunnen wij aan ieder verstandig beoordeelaar overlaten. Voor het goede, doch dure doel, dat met de oprichting der „Koloniale Reserve" beoogd wordt, hopen wij evenwel, dat tot het stellen dier vraag nooit aanleiding zal behoeven gegeven te worden. Moge men op dien weg de ware wijze van aanvulling der landmacht in 's Rijks Overzeesche bezittingen gevonden hebben, en moge die wijze het hare er toe bijdragen om ten allen tijde ten behoeve vau het Indische Leger, daarvan alle mogelijke heil te kunnen verwachten. Dat zij zoo Veritas. December 1891.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 362