364 De artillerie nam deze beide versterkingen onder vuur en wel met zoodanig succes, dat het vuur uit de eenc versterking zweeg en uit de andere verminderde. Toen er 9 G. en 14 G. K. T. waren ver schoten, kreeg de artillerie last het vuur te staken. Eerst daarna werd het vijandelijk vuur hevig, doch niet uit het doelloos beschoten doel, maar wel uit het achter en zijwaarts daar van gelegen terrein. Terwijl men toch betrekkelijk weinig rook zag, hoorde men de kogels zooveel te meer fluiten, doch alleen zij waarts en hoog boven den weg. Zelden sloeg een kogel tusschen de troepen in. Dit doellooze vuur van den vijand, die ons niet zag, was wel niet direct aangenaam, maar schade deed het toch ook niet. Waar een vijand zich blijkbaar achter boomen en struiken schuil houdt, en men nagenoeg geen schootsveld vóór zich heeft, daar moet men hem met de bajonet overvallen. Terecht zag de colonne commandant dit in en de onder andere omstandigheden uit een artilleristisch oogpunt te vroegtijdig ontvangen order, om het vuur te staken werd gegeven uit vrees de omtrekkende colonne Willems te kunnen schaden. Een voortgezet artillerievuur had hier niet tot het doel geleid. Dat er uit het verhaal der geheele Edi expeditie veel, zeer veel zelfs mag worden geleerd, help ik Sinta Falinsco wenscheri. Zeker leert men er uit, hoe gemakkelijk een Indisch terrein met weinig krachten te verdedigen is. Na ieder gevecht rees bij mij de vraaghoe zouden wij deze of gene stelling wel hebben kunnen nemen, indien een goed gewapende, juist schietende vijand haar had verdedigd. Bij ieder gevecht toch zijn wij numeriek en materieel veel sterker geweest, dan de vijand en toch heeft het ons nog zooveel moeite gekost, om den laatste tot den aftocht te dwingen. Moge deze gedachte ontmoedigend zijn, wanneer men een blik in de toe komst slaat, en denkt aan mogelijke verwikkelingen met een Inlandschen vijand, welke in gunstiger omstandigheden verkeert dan de Edinees, zeer bemoedigend is zij daarentegen wanneer men rekening houdt met de I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 369