367 lingen zijn toch niet door de artillerie gekozenevenals zulks geschied is met alle artilleriepositiën, zijn ook die twee haar aangewezen gewordenzoodat, wanneer er vaD verwijten sprake kon wezen, zulks gericht zou moeten zijn tegen de leiding. Doch hiervoor bestaat geen reden. Een troepenaanvoerder zou toch al zeer weinig door zicht verraden, zoo hij in de vorenbedoelde gevallen anders had gehandeld als daar geschiedde of zoo hij, bij een meer actief optreden van den vijand, een soortgelijke poging geheel nagelaten had. Het zij dan ook verre van mij, om af te dingen op de keuze van die stel lingen in dat eerste man harm's probirenlag dan ook een geheel andere zin. Uitgaande toch van de waarheid, dat eene specifiek Indische tactiek niet bestaat, wenschte ik goed te doen uitkomen hoe ons optreden tegen den Inlandschen vijand wordt beheerscht door de naccommode- mentsmet hetgeen men verstaat onder Tactiek. Een goed troepen aanvoerder laat zich hierdoor kennen, dat hij die accommodements spoedig heeft ontwaard en ze ook toepast. Haar bovenal poogde ik door die uitdrukking te waarschuwen tegen de fout, waarin de heer Giel blijkens zijn vorenstaand opstel vervallen is, om uit die accommo dements regelen af te leiden voor het gevecht tegen den inheemschen tegenstander of voor de strijdvoering tegen den buitenlandschen vijand in deze gewesten; om die accommodements te generaliseeren. De heer Giel heeft met den Atjehschen vijand vermoedelijk alleen in Edi kennis gemaakt. Welnu, ik raad hem aan om aan zijne collega's zelfs aan de jongeren, die enkel de tegenwoordige bewoners van Groot Atjeh als tegenstanders mochten leeren kennen ik raad hem aan, om hun te vragen of zij even licht als hij zouden denken over de beide artilleriepositiën in quaestie, ook ten aanzien van het daarin zoo goed afkomen, als lieden uit Groot Atjeh tegenover die stellingen hadden gestaan. Hij vrage hun voorts ook af, of zij zijne meening kunnen deelen, dat de artillerie gemiddeld 10 a 14 projectielen behoeft voor het doen ontruimen door den Inlandschen vijand van versterkingen, die op korten afstand van de aanvallende troepen gelegen zijn. Eindelijk, als de heer Giel met generaliseeren zóó ver gaat als hij doet aan het slot van zijn artikel en, na toetsing van hetgeen het gevecht bjj den Boekit Hoembia op 11 Juni 1890 heeft doen zien, de voordeelen der verdediging van het Indisch gevechts- Dl. I, 1892. 24

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 372