369
waar hij vermeldt dat bij diezelfde gelegenheid 3 G. K. T. niet sprongen.
De opmerking in quaestie moet voornamelijk worden beschouwd
in verband met hetgeen daaraan voorafgaat in den Contra-Zigzag
N°. 2 en wel in dien zin, dat in het défilé Bagoh de artillerie meer
is gebruikt als bangmaker dan als middel om 's vijands weder
stand te helpen breken. Dat de sectie, van hare standplaats in het
défilé, de beide versterkingen waarop de voorhoede was gestuit kon
zien, is niet wel aan te nemen. Ware dit toch werkelijk het geval
geweest, de compagnie Willems zou niet ongezien tot op korten
afstand 's vijands positiën hebben kunnen naderen, dan was het ook
onnoodig geweest om een deel der voorhoede Oostwaarts van het
défilé in het bakoehout op te stellen, om die positiën onder vuur te kunnen
doen nemen. Zoo er niettemin op die twee sterkten geschoten is,
dan moet zulks geschied zijn op de gis, op het geluid van het uit die
richting komend geweervuur en als de sectie zich ingeschoten heeft
op den rook, dan was het ook op rook recht voor zich uit, rook
van het vuur uit de Gedei en uit den klappertuin. Onder de omstan
digheden waarin de artillerie in het défilé Bagoh verkeerde en den
korten tijd in aanmerking genomen waarop het haar gegeven was te
vuren, nog succes te verwachten van dat inschieten op den rook,
dat inschieten met G. K. T. derhalve, is wel wat overdreven, en de
bewering van een doelloos door de artillerie bij die gelegenheid
afgegeven vuur wordt door het laatste opstel van den heer Giel niet
ontzenuwd, al is dan ook daarin de appreciatie van 's vijands terug
schieten veel geringer, dan in zijne op blz. 121 van het Februari
N°. voorkomende mededeeling, waar wij lezen dat van alle kanten cle
kogels over den weg snorden.
Ik heb hiermede de hoofdzaken in het opstel van den heer Giel
besproken.
Dat bij, de wakkere artillerist en ijverige medearbeider aan ons
Tijdschrift, in het door mij geschrevene eene kwade nota heeft kunnen
zien voornamelijk aan zijn adres, heeft mij werkelijk leed gedaan.
Ik hoop door bovenstaande regelen hem en ook hen, die wellicht
dezelfde opvatting mochten hebben verkregen van mijne woorden,
van die meening te hebben teruggebracht. S. F.