385
de schietoefeningen heefc deelgenomen. Gedurende een veldtocht wor
den de verliezen aangevuld met nog minder geoefenden,
Ons Indisch leger is dus in dit opzicht, vooral bij den aanvang
ecner expeditie, in veel gunstiger conditiën. Dat bij langen duur
eener expeditie door de noodzakelijke aanvulling der geleden verlie
zen de graad van geoefendheid van den troep sterk achteruitgaat,
weten wij allen bij ondervinding.
Daarom achten wij het raadzaam de uitwerking van middelmatige
schutters te velde op niet hooger dan J/20 van het proefveld te
stellen.
Bij de berekening van de trefkans wordt elke kogel, die binnen
de trefferruimte van het doel op den grond komt en dus door de
verticale schijven is gegaan, welke het doel voorstellen, als treffer
gerekend. Zijn op de schijven figuren afgebeeld, dan kan men de treffers
in de figuren afzonderlijk opnemen, en wanneer men dan in elke figuur
niet méér treffers in rekening brengt, dan er gelederen achter elkander
staan, komt men reeds tot een procent, dat de oorlogsuitwerking soms
zeer nabijkomt.
Zoo verkregen wij met zéér goede schutters binnen de grenzen van
het standvizier eene oorlogsuitwerking, die x/3 a x/5 van het geheele
aantal treffers bedroeg. Op de middelbare afstanden verminderde de
oorlogsuitwerking tot x/6 a x/8, soms zelfs tot x/l2 a 1/16, naar
mate de omstandigheden, waaronder geschoten werd, moeilijker werden.
Het blijft altijd moeilijk om de uitwerking op schijven te herleiden
tot die op een troep. Een kogel, die de uitrusting van den man treft,
wordt soms tegen gehouden en kwetst dus niet; een andere stelt
soms twee man te gelijk buiten gevecht. Daarentegen zal een ge
kwetste vallen en eene ledige ruimte laten, terwijl de schijf blijft staan
en een nieuwen treffer kan opvangen.
In den volgenden staat is de trefkans berekend met den bundel
van middelmatige schutters op verschillende doelen in bataille en op
de colonnevormen eener compagnie, in de drie houdingen.
De trefkans op eene compagnie in bataille is dezelfde als die op
een peloton, zoolang dit laatste nog de geheele breedtespreiding van
den bundel opvangt, dus tot 900 M.
De trefkans op een verspreide groep is dezelfde als die op eene