37 van geweest, dat de diapason in beide landen circa 30 trillingen verschilt. Een ander niet tevreden met een Es-bugle wil er ook nog een Es-klarinet bij hebben enz. Wel kunnen verstandige, goed onderlegde kapelmeesters vele dier fouten voorkomen, doch dikwerf is hun stem die eens roependen in de woestijn. In het hoofd van dit opstel beweerde ik dat wij slechts één goede kapel bezitten en bedoelde ik daarmede natuurlijk de Stafmuziek. Doch ook hier is niet alles zoo als men wel zoude verlangen en wordt bv. reeds jaren gesukkeld om dit schoone korps een kapel meester te verschaffen, die het weet te bezielen gelijk een Mannstadt, een Kogel zulks het Philharmonisch orkest doen. Eu de reden waarom ondanks ruime bezoldiging, veel bijverdiensten, goede huisvesting en verpleging bij ziekte geen liefhebbers te vinden zijn? Doodeenvoudig omdat men den man van studie, den artist, die aan een of meer conservatoriums eeue moeielijke en langdurige studie doorloopen heeft, niet de maatschappelijke positie verkiest te geven, waarop hij met het oog op zijne beschaving en opleiding recht heeft. De artist is in ons geliefd vaderland nooit bijzonder hoog aangeschreven geweest; wij hebben altijd meer gehouden van koffie, tabak, suiker en integralen, vooral van de laatste en deden de kunst als minder fatsoenlijk aan den zoom der maatschappij plaats nemen. Is in den laatsten tijd, doordien vele vrouwen uit den beschaafden stand zich, als middel van bestaan op de kunst wierpen, dit vooroordeel eenigszins geweken, zoo merken de musici nog wel het minst van dezen gunstigen ommekeer. Kan een man, als ik boven bedoelde, in Nederland zich nog voor omgang tot eene breede reeks van collega's of andere personen boven kasteveroordeel verheven, wenden, hier in Indië, in dit dorado der parvenus bant hem zijn ouderofficiersschap uit alle beschaafde kringen en vereenigingen, en moet de man, die een geheelen avond der burgerij van Batavia kunstgenot verschaft heeft, in de pauze de Sociëteit verlaten om eene of andere verversching te kunnen gebruiken. Thans nu het korps weder zonder artistieke leiding is, ga men met de billijkheid te rade en bedenke men, dat niemand, en een kunstenaar allerminst, bij brood alleen leven kau. Het Indische legerbestuur

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 40