409
rang met onderscheiding van actieven en gepensionneerden, gehuwden en
weduwnaars of ongehuwden. Deze staat wordt de grondslag voor de
volgende berekening omtrent de balans van het weduwenfonds en is
getrokken uit de door het bestuur van dit fonds verstrekte opgaven.
Uit dezen staat blijkt hoe de activiteitsperiode van den Indischen
officier zich uitstrekt van het 20ste tot het 65ste levensjaar, het ge-
pensionneerd zijn van het 31ste tot het 95ste levensjaar. Op genoem
den datum bedroeg het aantal actieve officieren 1570, het aantal ge
pensionneerden 988, te zamen 2558 personen, waarvan weder 1756 ge
huwden en weduwnaars tegen 802 ongehuwden.
Deze gegevens hebben tot grondslag gediend voor de berekening
der balans. Doch hierbij moest nog één factor worden vastgesteld
die mede zijn invloed hierop doet gelden. Dit is de rentevoet.
3. Rentevoet. In staat IV is opgenomen een uittreksel van
de jaarverslagen van het fonds sedert de oprichting in 1842 tot 1889.
Yoor het opstellen van dit uittreksel is ook gebruik gemaakt van
gegevens, die mij door de Directie van het fonds zijn verstrekt. Hierbij
zijn alle grootheden opgenomen die noodig zijn om den gang van
het fonds te leeren kennen. Zoo vindt men in de tweede kolom het
kapitaal bij den aanvang des jaars en in de derde de daarover ontvangen
jaarrente. Hieruit blijkt dus welk procent van het kapitaal is ge
maakt. Blijkbaar was de belegging hoogst voordeelig en klom de
rentevoet enkele jaren tot 7 pet. op.
Doch met verloop van tijd zien wij den rentevoet dalen tot 5 pet.
Volgens de door het bestuur van het fonds verstrekte inlichtingen
hangt deze verlaging van den rentevoet samen met den toestand der
geldmarkt in Indië over hetzelfde tijdsverloop. Op mijne vraag aan
het bestuur welke reutevoet als de meest waarschijnlijke voor het
vervolg kon aangenomen worden, werd mij geantwoord: procent
Toch heb ik niet geaarzeld dezen rentevoet in alle volgende bereke
ningen tot 4 pet. terug te brengen, hierbij geleid door de overweging
dat niet alleen moet gelet worden op de rente van het in de kas van
het fonds aanwezige kapitaal, maar ook op de rente van het kapitaal
dat bij een eventueel tekort moet bijgepast worden. Uit mijn voor-
loopig rapport (in Januari 1888 ingediend) bleek reeds dat een
Dl. I, 1892. 27