4?4 ia het verkoopen van versnaperingen aan den soldaat, die met zijn soldij geen weg wist. Al had deze het brood der veldbakkerij liever, zelfs als het afgekeurd was, dan hard brood, alle schrijvers zijn het er over eens dat het baksel slecht was. Yooral na aan komst van de reservebrigade van Padang was het brood veelal aangebrand en niet gaar, een bewijs dat de capaciteit der bakkerij (berekend op 10.000 rations) te klein was. Niettemin waren de troepen toen reeds aanmerkelijk gedund door den vijand en de ver woestende ziekte (1). Niettegenstaande de aanzienlijke geldelijke offers, den besten wil van de intendance en de voortdurend door haar verleende hulp, mag deze poging tot het verkrijgen van een veldbakkerij als mislukt beschouwd worden. Vóór den vijand behoort het leger door geen aannemer bediend te worden: voor hoogen prijs ontvangen de troepen slechte waar, van hun diensten wordt dikwijls het gebruik gevergd, om te maken dat de aannemer met een minimum van opoffering de hoogste winsten maakt; wordt hulp geweigerd, dan is de soldaat het kind van de rekening, en beroept de aannemer zich op force majeure, zonder dat hij altijd van schuld overtuigd kan worden. Kan men aannemers laten werken in den rug der troepen, een veld bakkerij behoort geheel onder militair beheer te staan. Dan is het bij een goede regeling van den verpleegdienst onmogelijk dat zij te laat komt, en er niet is, wanneer zij het best gebruikt kan worden. Wil men echter een militaire bakkerij met goeden uitslag te velde tewerkstellen, dan is het noodig ervaren personeel daarvoor te bezitten, zoowel voor de bediening als voor het beheer. Dit aan den vooravond van een expeditie te willen improviseeren, leidt tot geen resultaten. Daarom zal ons ook in Indië op den duur zorg voor het belang van het leger te velde moeten voeren tot de oprichting van militaire bakkerijen reeds in vredestijd. Dezelfde oorzaken, die geleid hebben tot oprichting van militaire bakkerijen in Nederland, vonden wij voor Indië aanwezig, maar meer en sterker zal het gemis er van gevoeld worden in Indië, omdat wij (1) Generaal J. v. Sioieten. rDe waarheid over onze vestiging in Atjeh" 1879, p. 54. E. B. Kielstra Beschrijving van den Atjeh-oorlog 1883, I, p. 203>204 en 311. G. F. W. Borel Onze vestiging in Atjeli1878 p. 28.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 429