458 Het draderig worden van het vleesch, de mindere samenhang dei- spiervezels veroorzaken, dat veel vleesch verbrokkelt en in de soep blijft zweven. Ieder, die soep zag koken, kan zich van deze mecha nische splitsing overtuigen on deze factor mag vooral niet over het hoofd worden gezieu, waar de soep gedurende 4 6 uren te vuur staat en herhaaldelijk met den knoedelmajoor wordt bewerkt. Van het ingrijpende dezer mechanische verbrokkeling leggen de beenderen getuigenis af; zij komen geheel gereinigd, zonder het minste aanhangend vleesch, uit de soep te voorschijn. Op grond van deze beschouwingen heb ik recht te verklaren, dat de theoretische cijfers voor in kokend water oplosbare vleesch- deelen, tot onjuiste gevolgtrekkingen aanleiding geven. Wij hebben slechts te vragen: Als wij van 100 KG. vleesch (geen beendeien hieronder gerekend) soep koken hoeveel vleesch kunnen wij clan uit die soep opvisschen en als vleeschrantsoen onder de manschappen verdeelen De theoretische 6—8 °/0 in aanmerking nemende, zou dit zijn; 94—92 KG. Maar door waterverlies (door het krimpen) wordt dit reeds 80 KG. en door het verlies van aanhangend vet en dooi de mechanische verbrokkeling wordt dit 60 50 KG. Ik overdrijf dus niet, door aan te nemen, dat bij deze kookmethode slechts ongeveer de helft van het vleeschgewicht weder uit de soep te voorschijn komt. Het gevolg hiervan is, dat het rantsoen vleesch, dat feitelijk gedis tribueerd wordt, zelfs bij gunstige fourageering, zoo klein wordt, dat het lijkt, dat den manschappen te kort wordt gedaan. De soldaat wil echter soep; het zou niet gaan deze soep door iets anders te vervangen. Welnu geef hem soep, maar gebruik voor de bereiding daarvan niet al het vleesch. Voor de soep zijn uitmuntend geschikt: le de beenderen, mits gekloofd om alle vetbestanddeelen van het merg gelegenheid te geven in de soep over te gaan 2e het kraakbeen en aanhangend vleesch der beenderen 8e het aanhangend vet;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 463