462
moesten toch vernemen, dat de kapitein H., laatstelijk in garnizoen
te Malang en te Keulen na een lang en smartelijk lijden bezweken,
daar met veel plechtigheid van de zijde der Duitsche militaire autoriteiten
ter aarde besteld was.
En ziet, sedert vernam ik, dat deze officier onget wijfeld het slachtoffer
was geworden van zijn wensch, om niet met verlof wegens ziekte
naar zijn heimath terug te keeren, voor en aleer hij de reglementaire
twee jaren actieven dienst in den hootdmansrang achter den rug had.
Hier was het kanker aan de tong die den lijder plaagde, doch
die te Malang in den aanvang nog van dien aard was, dat een onver
wijlde terugkeer naar Europa en een spoedige behandeling van een
specialiteit vermoedelijk nog wel in staat zouden geweest zijn om
de kwaal in hare geboorte te stuiten. Doch zij, die kapitein H.
dit middel aanprezen, rekenden buiten den waard of liever gezegd
buiten de onverzettelijkheid van den patiënt, die van geen repatrieeren
wilde hooren voor dat hij twee volle jaren in den kapiteinsrang zou
hebben gediend en daardoor althans aanspraak op gedeeltelijk pensioen,
berekend over een hoofdsom van 2000, zou hebben verkregen.
Of de geneesheeren hun raad al ten beste gaven, vrienden en kennissen
op het volgen van dat advies aandrongen, ja zelfs een hooggeacht en
belangstellend chef zich op kameraadschappelijke wijze in de zaak
mengde, het gaf alles niets, kapitein H. wachtte de ommekomst van
de twee jaren af.
En zoo gebeurde, wat onvermijdelijk moest gebeuren, de venijnige
en volgens deskundigen alleen in haar oorsprong tegen te gane kwaal
verergerde, niettegenstaande aangewende medicijnen en smartelijke
operatiën op onrustbarende wijze, zoodat, toen de wakkere en geachte
officier nu ongeveer negen maanden geleden aan boord stapte met de
voldoening, dat hij zijn wil had doorgedreven, van hem getuigd moest
worden, dat hij onherroepelijk ten doode was opgeschreven en den laat-
sten snik door hem als een vurig gehoopte verlossing zou worden begroet.
Mij dunkt, deze twee nog versch in ieders geheugen liggende voorbeel
den moeten wel tot nadenken stemmen en een aansporing zijn, om de,
ik zou haast zeggen, onzedelijke bepaling van de twee jaren dienst in
den actueelen rang als niet meer van dezen tijd te brandmerken.