DESERTIËN VAN MILITAIREN DER NEDERLANDSCH- INDISCHE KRIJGSMACHT NAAR DE ATJEHERS IN DE LAATSTE 10 JAREN. Sedert den 3n Januari 1882 het voor het Indisch leger beschamend feit voorviel, dat een Europeesch fuselier, M. C. geheeten, van Lepong Arra wegliep, om zich bij de Atjehsche benden aan te sluiten, hebben tal van Europeesche en Inlandsche militairen zich aan diezelfde misdaad schuldig gemaakt. (1) Dewijl zich echter in den laatsten tjjd veel minder gevallen van overloopen naar den vijand voordoen, waartoe de arrestatiën in 1886 van de deserteurs R. en de M. stellig zullen hebben bijgedragen, mag de verwachting worden uitgesproken, dat de hier bedoelde hersenziekte, éénmaal aan het afnemen zijnde, ten slotte wel geheel zal wijken. (2) Want eene hersenziekte was het bij velen, die door onzedelijk gedrag, speelwoede, misbruik van sterken drank of schuldigen goed- verkoop zich dwaas genoeg in het hoofd gingen zetten, dat desertie naar den vijand, hun eene panacée, eene hun aller kwalen genezende artsenij zoude zijn. (1) Ook vroeger doch nimmer in die mate als tijdens den Atjehoorlog kwamen gevallen van desertie bij het Indisch leger voor. In het werk van den Generaal H. J. J. L. Ridder de Stuers over don Padri oorlog werd vermeld, dat in de jaren 1831- 1834, 110 manschappen, waaronder 12 Europeanen naar de Padries overliepen. De Luitenant-Kolonel Lange, schrijver van het werk: „het Xederlandsch-Oost Indisch leger „ter "Westkust van Sumatra (18191845)" trekt evenwel deze mededeeling omtrent de 12 Europeanen zeer in twijfel, omdat hem in die dagen slechts één geval van desertie ter ooren was gekomen, van een zekeren Franschman Repon. Dezelfde Luitenant-Kolonel vermeldt intusschen nog een geval, van een zekeren Reinhaidt, die zich den 25 Maart 1845 bij den kapitein Kroll van „desertie terug" aanmeldde, na zich ongeveer 2 jaar bij den vijand opgehouden te hebben. Die Reinliardt was in uiterlijk aan een Javaan volkomen gelijk. (2) Dit opstel werd reeds geruimen tijd geleden geschreven en sedert bijgehouden of juister gesproken, aangevuld. Mijne profetie van destijds, dat het deserteeren wel geheel zou vrijkom is ten naastenbij vervuld, dewijl zich die misdaden, enkele uit zonderingen daargelaten, niet meer voordoen, Dl. I, 1892 qi

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 478