473 De schildwacht te Segli, die een gekerm in de nabijheid van zijnen post hoorde, vond 0. ineengezegen op den grond liggen. Verwondering baarde het dan ook later niet, toen C. verklaarde, dat „alle deserteurs zoo gaarne zouden willen terugkomen, als zij maar niet „zoo bang voor de hen wachtende straf behoefden te zijn." Den 3en Januari 1884 werd C. van den militairen stand vervallen verklaard en tot vijftien jaren militaire gevangenis veroordeeld. Nog meer dan van C, kwamen wij van den in 1886 gearresteerden deserteur de M. te weten, een slecht sujet, Belg van geboorte, die den dag na zijne degradatie van korporaal tot soldaat, in staat van dronkenschap met de fuseliers E. en M. van Toengkoep naar den vijand overgeloopen was. Volgens hem stierf zijn mededeserteur M. reeds 1£ maand na de gepleegde desertie en werd hij zelf gedurende maand ziek. Hij ontmoette bij de Atjehers heel wat Europeesche kennissen, o.a. de deserteurs L. en de V. die beiden later naar Penang per stoomschip Rajah wisten te ontkomen; F. die lijdende aan eene ongeneeslijke ziekte, door ophanging een einde aan zijn leven maakte; L. die door slechte voeding, slechte ligging en het voortdurend op bloote voeten loopen, ziek wasen B. die een nerinkje deed in opium en ouden rommel. Volgens de M. waren nog in leven 8. onder den naam van Ma-Oessin, B. Ma-Oesóe, L. Ma-Hassan, B. Aboe-Beker, E. Ma-Abbas, B. Abdul-Rac'nman, de VI. Abdul-Rahiem, D. Nja-Oesoe, en L. Ma-Hassan, terwijl de overigen (het was toen 1886) voor zoover zij niet naar Penang hadden weten te ontkomen, zouden overleden zijn. R. was nog niet lang geleden te Pedir gestorven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 484