483 toestand van het fonds gezocht te worden. Door het voorgaande is zij boven eiken twijfel aan het licht gebracht. Ware her, kapitaal van het fonds trouw bewaard en op rerte gezet, waren de contributiën op het oorspronkelijk bepaalde bedrag gehandhaafd, zoo zou het fonds zich thans in voortreffelijken toestand bevinden en niet staan voor een groot tekort Had men bij oordeelkundig beheer dezen gang kunnen voorzien en zich wapenen tegen achteruitgang? Staat IY geeft hierop het antwoorddaartoe heb ik hem hiernevens zoo uitvoerig opgesteld. Yan den aanvang af was het fonds in minder gunstigen toestand. Want het begon terstond met eene uitkeering aan pensioenen van f 104695 zonder dat eenig kapitaal tot dekking hiervan aanwezig was. Het ligt toch voor de hand, dat in elk pensioenfonds minstens zooveel kapitaal aanwezig moet zijn als noodig is om de reeds toegekende pensioenen tot het einde toe uit te betalen. Had men zich aan dezen eenvoudigen maar vasten regel gehouden, het bestuur zou zich wel gewacht hebben om eenige uitkeering aan een ander fonds toe te staan en zich daartegen met alle kracht hebben verzet, even als het zich ten sterkste zou verzet hebben tegen elke verlaging van contributie vóór de financiëele toestand van het fonds nauwkeurig ware onderzocht. Thans zien wij in kolom 8 van staat IY de som der pensioenen van jaar tot jaar toenemen. Yolgens de tweede kolom nam ook het kapitaal toe, doch niet evenredig aan de lasten. Geen enkel jaar was het kapitaal gelijk aan de contante waarde der reeds verleende pensioenen zooals eene vergelijking van de kolommen 2 en 8 leert; daarentegen, steeds scherper openbaart zich het verschil. Na de vermindering der contributie neemt het steeds grooter afmetingen aan, zoodat de catastrophe onvermijdelijk werd. De toeneming der pensioenen volgde uit het toenemend getal van weduwen en weezen, zooals de volgende kolommen van staat IY leeren. Het aantal trekkende weduwen nam van de oprichting van het fonds in 1842 in meetkundige reden toe tot het meer dan drievoudige. Het aantal trekkende weezen tot het zevenvoudige, de uitbetaalde pensioenen mede tot het zevenvoudige. Deze voor het fonds ongunstige omstandigheden werden deels Dl. I, 1892. 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 494