492 4 pet. rente werd gemaakt en de administratiekosten niet uit het fonds werden betaald. Dus ware het fonds ook te redden met een jaarlijksche subsidie van f 344.000, hetgeen elk jaar verminderd zou kunnen worden met het gedisconteerd voordeel op de nieuwe aanstellingen van dat jaar. Rekenend op een gemiddeld aantal nieuwe aanstellingen van 70 per jaar, geeft dit een jaarlijksch voordeel van 70 X f 1200 ƒ84,000 in mindering van het subsidie. Dit wordt hierdoor teruggebracht tot f 260,000. Hiermede ware dus het fonds geholpen in de onderstelling dat het in stand bleef naai de tegenwoordige bepalingen omtrent stortingen en pensioenen. Intusschen is door het Indisch bestuur voorgesteld herstel van evenwicht te zoeken in verhooging der huwelijkscontributie en der doorloopende storting, door deze storting ook toe te passen op de vergoeding voor huishuur. Doch ten eerste is langs dezen weg geen volkomen herstel mogelijk; op deze wijze toch zouden de inkomsten jaarlijks met hoogstens f 180,000 kunnen toenemen en dus lang niet voldoende om het evenwicht te herstellen en te behouden. Doch daarenboven komt mij deze maatregel hoogst onbillijk voor. Reeds zijn naar het vigeerend reglement de stortingen eer te hoog dan te laag voor het doel, en zou men den last nog meer verzwaren zoowel voor de aan te stellen officieren, als voor de bestaande, die alsnog in het huwelijk treden? Is het rechtvaardig te achten om de gevolgen der tekortkomingen door vroeger verkeerd genomen maatregelen ontstaan, te verhalen op hen, die daarmede allerminst te maken hebben? Ik laat geheel in het midden of het voor het leger al of niet wen- schelijk is dat vele officieren in het huwelijk treden, maar moet hierop wijzen, dat zij wat het weduwenfonds betreft, alleszins recht daarop hebben. Allen toch, onverschillig of zij gehuwd of ongehuwd zijn moeten hunne afloopende en doorloopende bijdragen storten en onder vinden daarvan eene gevoelige korting op het tractement; bij elk huwelijk worden nieuwe geldelijke offers geëischt en zou men nu nog het huwelijk meer bezwarend maken, waar de bijdragen reeds ruim voldoende zijn om de daaruit voortvloeiende lasten te dragen? Om gelijke reden komt ook de bovengenoemde oplossing om door een jaarlijksche subsidie het te kort te dekken mij onvoldoende voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 503