517
verlof wegens ziekte had gehad met 2 jaren zou kunnen worden
verlengd.
Ten opzichte der overige eischen is men bij de nieuwe regeling
terecht strenger geweest dan vroeger. Zelfs waren toen geen beper
kingen gesteld aan het aantal malen, dat men zich aan het examen
kon onderwerpen en waren geen eischen aan het physiek van den
adspirant gesteld. Kan een officier na 2 malen het examen gedaan
te hebben, nog niet voor eene plaatsing in aanmerking komen en
zulks ondanks de thans in het leven geroepen bepaling, dat hij bij
gelijke aanspraken den voorrang heeft boven den officier, die het toela
tingsexamen voor de eerste maal aflegt (art. 39 Voorschrift H. K.), dan
is het beter, dat hij zich niet meer daaraan onderwerpt. Een goed
physiek van den adspirant dient tot waarborg, dat de aan hem bestede
moeite en kosten, na terugkomst in Indië, niet vergeefs blijken te zijn
uitgegeven. Zelfs wenschte de overste Rooseboom nog een anderen waar
borg in de wet te zien opgenomen, nl. deze, dat de officieren door hunne
toelating tot de H. K. de verplichting op zich namen het Rijk, na
afloop hunner detacheering aan die school, gedurende een zeker aantal
jaren te dienen. De Regeering ging met dat voorstel niet inede;
vooreerst niet omdat zij het onwaarschijnlijk achtte, dat een officier
zich de inspanning en dikwijls ook de bezwaren aan de toelating
tot en het verblijf aan de H. K. zal getroosten, indien hij voornemens
is de militaire loopbaan vaarwel te zeggen en dat, al mocht dit voor
nemen naderhand ontstaan, het weinig wenschelijk was, dien officier
aan den dienst te verbinden tegen zijn zin, terwijl eindelijk eene
bepaling als door bovengenoemden afgevaardigde bedoeld, den toeloop
tot de H. K. niet zou bevorderen.
Hoewel er aan het gaan naar deze school voor Indische officieren
nog andere zaken verbonden zijn dan voor de Nederlandsche en er
met het oog daarop wel wat voor te zeggen zou zijn, op eerstge-
noemden het denkbeeld van den overste Rooseboom toe te passen,
zoo verdient dit ook hier afkeuring, om de laatste door de Regeering
genoemde reden.
Wat eindelijk den 3en en 5en eisch der tegenwoordige regeling betreft,
hieromtrent was bij de vroegere regeling voorgeschreven, dat de
adspiranten een gunstig oordeel van hun chefs moesten verworven