526
In alle vakken, waarvan zij het onderwijs hebben bijgewoond,
moeten de leerlingen in den regel minstens één opdracht schriftelijk
uitwerken, alleen is zulks niet noodig geoordeeld voor de offi
cieren van den intendancecursus, wat betreft de militaire aard
rijkskunde, de strategie en de tactiek. Ook kan het houden van
mondelinge voordrachten aan de leerlingen worden opgedragen. Die
opdrachten en voordrachten dienen om den leerling in de gelegenheid
te stellen het onderwezene op concrete gevallen toe te passen, hem
tot bronnenstudie en tot het trekken van zelfstandige besluiten te
noodzaken.
Een leerling mag niet langer dan één jaar in eenig studiejaar
vertoeven, tenzij wegens langdurige ongesteldheid, ter beoordeeling
vau den Minister van Oorlog in overleg met diens ambtgenoot van
Koloniën. Of een leerling in staat geacht wordt naar een hooger
studiejaar over te gaan, wordt beoordeeld door eene commissie, samenge
steld uit den directeur der H. K. en de officieren-leeraren. De voor
dien overgang gestelde eischen zijn, dat de leerling zich in het afgeloopen
jaar door ijver en toewijding heeft onderscheiden, terwijl de beantwoor
dingen der schriftelijke opdrachten, de mondeling gehouden voordrachten
en de wijze waarop hij is opgetreden bij oefeningen op de kaart en
bij het voeren van discussie, aan de commissie de overtuiging moeten
schenken, dat de leerling in staat is de lessen van het volgend
studiejaar met vrucht te volgen. Bestaat die overtuiging niet, dan
wordt de leerling door den Minister van Oorlog in overleg met den
Minister van Koloniën van zijne detaeheering bij de H. K. ontheven,
hetgeen ook plaats^ hebben kan, naar aanleiding van een met redenen
omkleed verzoek van den betrokken officier zeiven en plaats heeft,
wanneer het gedrag of redenen van lichaamlijken aard dit noodzake
lijk maken.
Art. 43 der wet eischt, dat wanneer de officieren hunne studiën
aan de H. K. hebben voleindigd, een verslag omtrent hen wordt
uitgebracht aan den Minister va 1 Oorlog, door eene door dien Minister
te benoemen commissie. Deze commissie, welke gepresideerd wordt
door den inspecteur van het Militair Onderwijs en waarin als leden
zittin<* nemen de directeur der H. K. en de betrokken officieren-leeraren,
beoordeelt de leerlingen naar
O