532
de Nederlandsche officieren is vastgesteld op f 100 'sjaars, doch
voor de Indische officieren, zoover ons bekend, nog niet geregeld is
(zie de laatste alinea van art. 21 van het Reglement voor de H. K.
en art. 7 van het Kon. Besluit dd. 10 October 1891 N°. 28, Ind. Stbl.
N°. 50). Voorts worden gedurende de oefeningsreizen, reis- en ver
blijfkosten genoten als voor de officieren van het Nederlandsche Leger is
vastgesteld, terwijl over de dagen, waarop aan de leerlingen van de
H. K. de lessen aan de Indische Inrichting te Delft worden gegeven,
vergoeding wordt genoten van reiskosten, heen en terug, overeenkomstig
de ter zake geldende regelen.
De Indische officieren-leeraren zijn 3 in getal, waarvan één be
stemd voor het geven van onderwijs op het gebied van den inten-
dancedienst. Zij hebben den rang van kapitein of ritmeester, doch
kunnen bij uitzondering ook majoor of luitenant zijn. Met uitzonde
ring van den kapitein-intendant, zijn zij gerechtigd tot het houden van
één dienstpaard; allen genieten bij de aanvaarding van hunne betrekking
eene gratificatie van f 600 en voorts een jaarlijksch tractement van
f 3500 voor een kapiteiu, f 4500 voor een majoor en f 2800 voor
een luitenant. Zijn zij gerechtigd tot het houden en voorzien van een
rijpaard, dan wordt het tractement verhoogd met f 200; bovendien wordt
hun als tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing van dat paard,
eene som toegekend van f 300, terwijl zij in het genot worden gesteld
van fourage-indemniteit, op den voet en tot gelijk bedrag als wordt
genoten, door de tot het houden van dienstpaarden gerechtigde
officieren vau het Nederlandsche Leger. Vergezellen zij de leerlingen
der H. K. op hunne oefeningsreizen, dan worden hun ook hiervoor
reis- en verblijfkosten toegekend.
De regeling van de financiëele positie der leerlingen van de H.
K. is een moeilijke zaak. Mag aan den eenen kant de bezoldiging
van den Indischen officier niet te hoog worden opgevoerd, om het
budget niet te veel te bezwaren en geen te grooie wanverhouding
in het leven te roepen ten opzichte van de bezoldiging der Neder-
landsche collega's, aan den anderen kant is het in het belang der
Regeering niet te gaan beneden het minimum, dat redelijkerwijze