HET PRIJSSCHIETEN BIJ DE INFANTERIE.
Het is my geheel onbekend of in het eerstdaags te verschijnen
nieuw omgewerkte „Schietvoorschrift der Infanterie" ook verandering
is gekomen in de thans vigeerende bepalingen betreffende het prijs
schieten, zoo ja, dan is uit den aard der zaak deze arbeid zonder
waarde en kan hij gerust ongelezen blijven.
Zoo neen, dan zou hij misschien iets kunnen bijdragen om wijziging
te brengen in sommige voorschriften, die mij na een driejarige onder
vinding op dit gebied, voorkomen minder doelmatig te zijn en zeker
niet medewerken, om de liefhebberij in het schieten bij de soldaten aan
te moedigen.
En dit laatste toch is de hoofdreden van het in 't leven roepen
van het prijsschieten. Zoo lees ik bijv. in 173 van het Schiet-
voorschrift, dat de belangstelling in de oefeningen wordt opgewekt
en levendig gehouden door het toekennen van premiëu en ondei-
scheidingsteekenen, terwijl in 180 staat vermeld, dat aangezien
het prijsschieten ten doel heeft den lust en den ijver voor het
schieten op te wekken, het ook met den meest mogelijken militairen
luister zal geschieden en de dag, waarop het plaats heeft, een feest
dag voor de mindere militairen zal zijn.
Nu geloof ik, na drie achtereenvolgende jaren het prijsschieten te
hebben bijgewoond, te mogen zeggen, dat door de thans bestaande
keuze van schutters, die aan het concours mogen deelnemen, de
ambitie in het schieten niet wordt bevorderd, terwijl de teleurstellingen,
die vele mededingers bij die gelegenheid ondervinden, veeleer ver
slapping van den lust zullen uitwerken.
Aan het prijsschieten nemen deel de scherpschutters en de schutters,
die in de 5e of hoogere oefening der le klasse zijn, terwijl dit voor
schrift door de Infanterie Order N°. 2 van 1889 nog in zooverre is
uitgebreid, dat de manschappen, die gedurende het schietseizoen in-