550
Het bedrag der uitkeering over het jaar 1891 bedroeg het maximum,
zijnde f 1000.
Naar aanleiding van de, in de algemeene vergadering van 30 April 1891,
tot stand gebrachte veranderingen in het reglement, is door het Bestuur aan
alle leden bij Circulaire dd. 1 Mei 1891, behalve een verbeterblad, houdende
wijzigingen, die sedert de oprichting der vereeniging in het reglement
zijn gebracht, ook nog gezonden een formulier ter invulling voor het
geval zij, overeenkomstig het voorgeschrevene bij artikel 12 van het
reglement, wenschen op te geven, aan wien of aan wie zij na hun over
lijden de uitkeering wenschen gedaan te hebben.
Bij circulaire dd. 1 October 1891 zijn die leden, welke vóór 30 April
1891 een ander persoon dan hunne weduwe als rechthebbende op de
uitkeering hebben opgegeven, en van wie na evengenoemden datum bij
het Bestuur nog geen schriftelijke kennisgeving omtrent de te doene uit
keering was ontvangen, in 't bijzonder opmerkzaam gemaakt, dat, indien
zij de uitkeering niet wenschten te doen plaats hebben op de, in de 2e
alinea van artikel 21 voorgeschreven wijze, zij alsdan nog hadden te
voldoen aan het bepaalde bij artikel 12 van het reglement, d. i. aan het
Bestuur opgeven aan wien of aan wie zij na hun overlijden de uitkeering
wenschen gedaan te hebben.
Een bij die circulaire gevoegd formulier stelde hen in staat om aan
het vorenstaande te voldoen.
Met het oog op het voorgeschrevene in de 2e alinea van artikel 21
van het reglement wenscht het Bestuur bij deze er nog in 't bijzonder
op te wijzen, dat, indien de leden, vooral de ongehuwden, de uitkeering
in stede van aan de erfgenamen wenschen te doen geschieden aan den
boedelten einde daaruit de eventueel nog te voldoene rekeningen, enz.
te kunnen doen betalen, zij alsdan nog verplicht zijn dit schriftelijk aan
het bestuur op te geven.
Yoorts wenscht het Bestuur hierbij den dank te betuigen aan H. H.
correspondenten en H. H. officieren der militaire administratie voor de
voortdurende behartiging van de belangen onzer vereeniging.
De bestuursleden J. G. H. van der Lussen en J. H. de Sauvage traden^
wegens vertrek naar elders, in Maart 1892, af en werden vervangen door
de Heeren D. La Feber en T. Rinses.
In opvolging van artikel 9 van het reglement werden de Heeren J.