70
(Met de woorden: „in verzekerde bewaring" in de 4e alinea van
punt 11, der Algemeeno Order N°. 69 van 1887 wordt bedoeld:
„arrest in de politiekamer.
Een andere maal heeft men te doen met eene overtreding, waarvan
de omschrijving den indruk zal geven, dat ze van zeer lichten aard
is, terwijl zij toch gepaard gaat met zoodanige bij-omstandigheden,
dat ze naar waarheid zwaar zou behooreu te worden gestraft. Men
zij in zulke gevallen voorzichtig met het geven van eene berisping
aan den jeugdigen korporaal of sergeant, die alsdan het voorloopig
arrest mocht hebben geordonneerd.
De bijzondere geestestoestand, waarin beschonken militairen ver-
keeren, heeft eene bijzondere wijze van behandeling van dergelijke
personen noodzakelijk gemaakt. Daaraan heeft artikel 5 R. K. zijn
ontstaan te danken. Zoodanigen personen het voorloopig arrest aan
te zeggen, zou ik dan ook verkeerd achten. Eene arrestatie, zooals
die door het Regl. op den Garnizoensdienst wordt voorgeschreven,
is echter volkomen gerechtvaardigd. Is de beschonkene echter tot
nuchterheid gekomen, dan legge men hem het voorloopig arrest op.
Vele fuseliers zullen, bij hun ontwaken tot de ontdekking komende,
dat zij gestraft zullen worden, allicht redeneeren: „Laat ik er nog
„maar een borrel opzetten". Van één borrel komen er meer en eene
tweede dronkenschap is het gevolg. Dit te voorkomen is het doel
van het voorloopig arrest. Tot het violeeren daarvan zal hij minder
licht geraken Doet hij het wel, dan geeft hij blijk van zoo groote
onverschilligheid, dat met groote gestrengheid tegen hem behoort te
worden opgetreden. Men schrome toch vooral niet, het arrest op te leg
gen, uit vrees dat de man „den kop tegen den wind zal gooien".
Behalve, dat het voorloopig arrest bij eene oordeelkundige toepassing
ten goede kan werken, is het bestaan van art. 4 R.L. tevens een
krachtig middel om het denkbeeld der ondergeschiktheid in het
brein der minderen levendig te houden. Indien een fuselier weet,
dat elk gegradueerde, wie hij ook zij, het recht heeft hem ten allen
tijde voor een ganschen dag van zijne vrijheid te berooven, dan moet
dat toch wel het besef levendig houden, dat die gegradueerde in
waarheid zijn meerdere is. Hoe dikwijls komt niet in het gesprek
tusschen soldaten, die over de daden hunner meerderen spreken,