Toit zijn bepaald voor Europadan is het nog; de vraag of men
recht heeft, dat ook te doen voor de voeding der Inlanders.
Intusschen, keus is er niet, want omtrent de eischen, waaraan een
goede voeding voor den bewoner dezer streken moet voldoen, zijn
tot nog toe nog nimmer volledige onderzoekingen ingesteld en kunnen
wij dus niet anders dan bij de bespreking van het ration dei-
Inlanders in algemeenen zin ook de cjjfers van Voit als punt van
uitgang nemen.
Het komt ons echter voor, dat wij die cijfers niet onvoorwaardelijk
behoeven te volgen, doch dat men daarop, om het zoo eens uit te
drukken, om twee redenen, een kleine correctie zou kunnen toepassen.
De eerste dier redenen is het feit, dat hoe meer men zich van de
polen verwijdert, des te meer het vetverbruik afneemt en de tweede,
dat de voor een Europeaan in Europa door Voit noodig geoordeelde
hoeveelheid van 118 gr. eiwit per dag, vermoedelijk voor een Inlander
te groot is. Dat wil dus met andere woorden zeggen, dat men
bij de beoordeeling der voedingswaarde der rations zal kunnen
toelaten, dat zoowel voor Europeanen als voor Inlanders de
dagelijks toegediend wordende hoeveelheid vet minder is dan 56 gr.
en dat men, wat aangaat het eiwitverbruik voor een Inlander kan
volstaan met minder dan 118 gram, vooral wanneer meer dan 500
gram koolhydraten worden toegevoerd.
"VVat het eerste punt aangaat, teekenen wij aan, dat de vetten
nevens de koolhydraten de hoofdbronnen zijn voor de warmte van
het menschelijk organisme, en dat volgens proeven van Eübner
aan het vet als zoodanig de grootste waarde moet worden toegekend,
daar dit bij gelijke hoeveelheid bij verbranding (oxydatie) meer
warmte levert dan de koolhydraten.
Op die wijze zou verklaard kunnen worden, dat men zooals be
weerd wordt, in de gematigde luchtstreek des winters, wanneer het
lichaam aan de koude lucht veel warmte afstaat, niet alleen wat meer
voedsel dan des zomers noodig heeft, maar voornamelijk beter vet
kan verdragen.
Professor C. Yoit (1) heeft in vereeniging met hertog Carl Theodor
van Beieren aangetoond, dat bij lagere temperatuur der omringende
(1) König 3e uitgave blz. 81 en Zeitschrift für Biologie 1878 blz. 71.