92
blijven, (cf. sententie definitief van het H. M. G. dd. 28 December 1885).
De vraag of ook de militairen, die, na expiratie van hun diensttijd,
zich opnieuw als lijfwachten verbinden, zoomede de zich als lijfwachten
geëngageerd hebbende burgers en do bij die korpsen geplaatste officieren
aan de militaire jurisdictie onderworpen zijn, is echter aan gegronden
twjfel onderhevig.
Aan het Besluit van 9 September 1882 N°. 38 en het daarbij gevoegd
Reglement, kan, bij gemis van eene afkondiging in wettelijken vorm, de
kracht niet worden toegekend, om, met terzjdestelling van hetgeen be
treffende de bevoegdheid des rechters in de Rechterljke organisatie (art. 1)
en het R. R. (art. 80) bepaald is, eenig ingezetene aan zijn natuurl jken
rechter te onttrekken.
Ter voorkoming van eventuëele moeielijkheden ware het derhalve wen-
scheljk, dat de rechtstoestand der lijfwachten-dragonders bij Staatsblad
geregeld werd.
A. V. L. B.
Periodieke verstrekking van Ridderkruisen der Militaire
Willemsorde.
Wanneer militairen met de Willemsorde gedecoreerd worden, krjgen
zij voor eens van de Kanselarij een kruis met lint ten geschenke en moeten
z j verder maar zelf voor vernieuwing van het schoone eereteeken zorgen.
Hiertegen bestaat, voor zooverre de officieren aangaat, geen overwegend
bezwaar, doch des te meer bedenkingen rjzen tegen dezen maatregel wat
betreft de mindere militairen.
Deze laatsten verslijten veel meer kruisen dan de officieren, hetgeen
begrijpelijk wordt als men nagaat, hoe de lange stoot van den patroonzak
gedragen wordt en hoe licht bj de onderscheidene handgrepen en het
dragen van het geweer op den langen weg, vuurwapen en ridderorde op
eon voor de laatste hoogst ongewenschto wijze met elkaar in aanraking
kemen.
Daarom gelooven wij niet te overdrijven als wij zeggen, dat een sol
daat elk jaar of minstens elke twee jaren een nieuw kruis noodig heeft
en daardoor op eon uitgave (als we ons niet vergissen f 17.50) ge
jaagd wordt, die een zeer aanmerkelijk deel van zijn riddersoldj ver
slindt.
Bij den dood van een ridder moet door de nabestaanden of door de
commissarissen in den boedel het kruis, ter doorzending aan de kansela-