93
rij, worden ingeleverd, maar hoe nu als een minder militair gedurende
tien jaren ridder is geweest en in dien tijd, naast het hem eerst verstrekte
kruis, uit eigen beurs nog vier andere heeft moeten betalen F
Kan men dan vergen, dat het particuliere eigendom van den overle
dene moet worden ingeleverd ot wel moet het oude kruis, dat, als het
nog niet lang verloren is, alleen door zijn vorm zal zijn te onderkennen,
der kanselarij worden aangeboden F
Ons dunkt, dat in verband met al deze bezwaren, een tweejaarlijksche
verstrekking van een kruis aan de geridderde mindere militairen, een
hoogst aanbevelenswaardige zaak en een gepaste erkenning van hunne
verdiensten zou mogen heeten.
Laatste alinea van art. 44 van het Reglement op den I. D.
In genoemde alinea staat voorgeschreven, dat wanneer de weekdienst
vóór of op Woensdag voor goed moet worden overgegeven, de week den
overnemende voor vol zal worden aangerekend.
Vermoedelijk is bij het uitvaardigen van de Infanterie Order N°. 5 van
1890 (A. O. van dat jaar N°. 21) waarbij de eerste alinea van art. 43
van het Reglement op den Inw. Dienst is gewijzigd, over het hoofd gezien,
dat in verband daarmede ook de laatste zinsnede van art. 44 moest ver
anderd worden; immers het gaat toch niet aan, om iemand, die de grootste
helft van een week in den weekdienst valt, ook nog de volgende zeven
dagen de service te doen blijven.
Dit nu gebeurt, wanneer de korpseommandanten zich, na de wijziging van
art. 43, nog angstvallig aan de laatste alinea van art. 44 blijven vasthouden.
Het is mij persoonlijk overkomen, dat mijn compagniescollega zich op een
- Donderdag des ochtends ten 6 ure ziek meldde en in verband daarmede
van den weekdienst ontheven moest worden. Ik moest invallen en hield
toen door de letterlijke opvolging van art. 44 gedurende elf volle dagen
de week, een dienst, die hoe eervol ook, toch door den inhoud van art.
48, tegenwoordig alles behalve meer tot de genoegelijke betrekkingen
kan gerangschikt worden.
Ik twijfel er dan ook niet aan of bovenstaande regelen zullen den auto
riteiten gewis de overtuiging schenken, dat in de laatste alinea van art. 44
I. D. het woord Woensdagin Donderdagbehoort veranderd te worden.
Nog aangenamer zou het echter mij en mijnen collega's zijn, als in art.
43 het woord „wachtparade" maar spoedig weer in „reveille" veranderd
en dus tot den vroeger gevolgden weg teruggekeerd werd.