652 dood van den energieken Generaal Majoor Demmeni het bestuur over Atjeh in handen gaf van den toen juist tot kolonel bevorderden overste van Teijndie destijds nog geen 47 jaren tellende, sedert zijne bevordering tot hoofdofficier in 1875, reeds in verschillende betrekkingen boven anderen had uitgeblonken en als een zeer bekwaam, dapper en energiek hoofdofficier bekend stond. Voor zijn gedrag als majoor bataljonscommandant bij verschillende gevechten gedurende het tijdvak van 26 December 18759 Maart 1876 in de IV, VI, IX en XXII Moekims te Atjeh was zijne borst versierd geworden met het ridderkruis 4e kl. voor moed, beleid en trouw. Onder de gevechten van dien tijd mag vooral met een enkel woord nog wel eens in herinnering gebracht worden het bloedige gevecht van 7 Maart 1870 tegen Lambaroe, waaraan de majoor van Teijnmet zijn korps roemrijk deel nam en waarbij de vijand, die met onze troepen handgemeen raakte, in zjjne beuting 73 dooden in onze handen liet. Verder nam hij nog zeer werkzaam deel aan eenige gevechten in de maand September 1876, waarbij weder zijn heldere blik en groote voortvarendheid aan 't licht kwamen, en trad hij daarna op als com mandant van de toenmalige Noord-Ooster linie, in welke hoedanigheid hij op eigen initiatief met slechts 3 compagnieën infanterie en één sectie artillerie den 12cn October den vijand, die daags te voren een aanval gewaagd had op onze versterking I(adjoe, in diens sterke stelling bij missigit Lambada onversaagd aantastte. Van medio 1880 medio 1882, gedurende welk tijdvak de majoor van Teijn bevorderd werd tot luitenant kolonel, was hij commandant van het veepestcordon in West Java en vervulde hij dezen moei lijken en zeer vermoeienden werkkring wederom met zooveel goed doorzicht, energie en plichtsbetrachting, dat hem niet slechts de dank der Regeering werd betuigd, maar als welverdiende belooning het ridderkruis van den Xederlandschen leeuw werd toegekend. Daarop benoemd tot gewestelijk militairen commandant te Palem- bang werd hem, tijdens hij dit bevel voerde, aangeboden om in zijn rang over te gaan bij den Generalen staf, voor welke betrekking hij echter vermeende te moeten bedanken, waarop in Juni 1884 zijne overplaatsing naar Atjeh volgde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 103