656
met het stelsel van non-interventie in de binnenlandsche aangelegenhe
den de partij van verzet in de kaart speelden, dewijl door den onbelem-
merden uitvoer van de schatten opbrengende producten spoedig aan
niets meer gebrek was, ja overvloed heerschte, werd ter bereiking
van het groote doel het verdrijven van den ongeloovigen over
weldiger, van den gehaten Hollander bereidwillig allerwegen de
oewang sabil opgebracht en ook den hatsil die volgens de oude
voorschriften den sultan toekomt.
In korten tijd werd toen de nieuwe sultan te Kemala ofschoon
door ons niet erkend grooter en machtiger dan zijne sedert het
midden der vorige eeuw op den troon zetelende voorvaders in den
Kraton van Groot Atjeh ooit geweest waren en dat door onze schuld.
Kemala werd het machtige centrum van verzet van waar alle bevelen
door Toeanhoe Haschim namens den jeugdigen sultan uitgevaardigd,
met bereidvaardigheid werden opgevolgd. Tengkoe di Tiroe het
hoofd van de priesterschap, kreeg een volmacht van den sultan,
trad daarmede te Groot Atjeh op als wëzir sultan, wist zich in die
hoedanigheid optewerpen als aanvoerder van het gewapend verzet
en bestookte met door hem allengs behoorlijk gevormde benden, die
aan zijn algemeen bevel onvoorwaardelijk gehoorzaamden, onaf
gebroken de door ons bezette geconcentreerde linie, die in het korte
tijdsbestek van hare daarstelling wel gereed was gekomen wat de
posten betreft, maar niet ten opzichte van de z g. 1000 M. open
strook, welke haar naar buiten omringen zou.
De toestand ging als natuurlijk gevolg van al het voorgaande met
rassche schreden achteruit, veiligheid heerschte zelfs niet binnen
onze linie, naar buiten hadden wij volstrekt geen invloed en een
door tusschenkomst van Toekoe Baid aangewende poging om in
aanraking te komen met de sultanspartij te Kemala, was met een
smadelijk schrijven beantwoord.
Toen begreep de Generaal Demmeni, die zeer goed inzag dat met
volharding in het stelsel van vrijen ombelemmerden handel en non
interventie in de kuststaten, gepaard aan lijdelijk afwachten in onze
stelling te Groot Atjeh, ons gezag en invloed geheel te gronde
zouden gaan en aan den oorlog op die wijze nooit een einde zou