657 komen, dat het zijn plicht was bij de Regeering nogmaals aantedringen op de invoering van de door hem noodzakelijk geachte scheepvaartrege ling en vond hij daartoe vooral aanleiding door het voorgevallene met de Hok Canton op 14 Juni 1886, welke treurige geschiedenis, zooals bekend is, eindigde met de uitlevering van Mevrouw Hansen door Toekoe Oemar tegen betaling aan dezen van eene som van 50,000. Het baatte alweder nietde Regeering zag niet alleen geen heil in eene scheepvaartregelingmaar veeleer gevaar voor nieuwe verwikkelingen en bovendien groote uitgaven welke geen evenredig nut zouden afwerpen. Aldus was de stand van zaken toen de Generaal Demmeni onver wacht overleed en de kolonel van Teijn het bestuur aanvaardde. Was het zooeven te veel gezegd dat het een buitengewoon moeilijke taak was welke hem op de schouders gelegd werd? En moet men geen grooten eerbied hebben voor den man, die die taak durfde aan vaarden met het zelfvertrouwen, dat het hem gelukken zou den rechten weg aan te wijzen, die tot het gewenschte resultaat de onderwer ping leiden moest. En hierin is hij geslaagd Langzaam maar zeker schreed hij voorwaarts! In weerwil van zijn buitengewoon voortvarend karakter toonde hij Hierbij een bewonderenswaardig geduld. .Terwijl hij zich tot in de kleinste details op de hoogte stelde van den inwendigen politieken en socialen toestand des rijks, van het karakter van den Atjeher, diens deugden en gebreken, den volksaard enz., steunde hij met kracht de hem toegevoegde ambtenaren in hunne pogingen om de hoofden te Groot Atjeh meer en meer te overtuigen van de rechtvaardigheid van ons bestuur, van ons onherroepelijk voornemen om Atjeh nimmer te verlaten, zoo ook om hen door tegemoetkoming in hunne belangen aan ons te verbinden. Niet alleen slaagde men hierin, maar door het overleg en beleid waarmede werd te werk gegaan, wist men veleu hunner allengs tevens te overtuigen van het hopelooze van hunne verwachting, dat wij ten slotte door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 108