658
kracht van wapenen genoodzaakt zouden kunnen worden Atjeh te
verlaten, zooals zij tot dusverre gemeend hadden dat nog gebeuren
zou, geloofslaande aan de voorspellingen van Tengkoe di Tiroe, die
er op snoefde dat hij ons tot in zee zou terugdrijven.
Het was gelukkig Tengkoe di Tiroe zelf, die ons hielp om aan deze
verwachting van velen den bodem inteslaan, door in April en in
October 1887 eeu inval te wagen binnen onze linie, want beide keeren
werd hij, na een hardnekkig gevecht, door onze troepen teruggeslagen,
nadat hem, vooral de tweede maal, een gevoelig verlies was toege
bracht; een zijner zonen verloor hierbij het leven.
Men begreep nu spoedig algemeen, dat, hoe lijdelijk wij ook in de
ingenomen stelling zaten, deze toch niet met hoop op succes was aante-
tasten en wij, als wij wilden, minstens nog macht genoeg ontwikkelen
konden, om den aanvaller met bebloede koppen te doen afdeinzen.
De overtuiging, dat wij niet met geweld te verdrijven waren en
ook het plan niet hadden om nog verder terugtegaan dan wij reeds
gedaau hadden, vond zelfs weldra ingang bij den ouden bekenden
Toekoe Nanta, het ons zoo vijandig geweest zijnde hoofd der VI
Moekims, een der vijf voorname hoeloebalangs, die bij het uitbreken
van den Atjehkrijg in 1873 op den koran gezworen hadden van
zich nooit te zullen onderwerpen.
Zich niet kunnende onderwerpen zonder zijn eed te verbreken,
zooals hij aan het bestuur schreef, wist hij zijn zoon Toekoe Rajoet
tot hoofd der VI Moekims te doen erkennen en kwam deze, met
goedvinden van zijn vader, zijne onderwerping aanbieden.
Van alle verrichtingen en bewegingen van de benden van Tengkoe
di Tiroe in de VI Moekims kreeg het bestuur sedert van het Moe-
kimhoofd bericht en toen de kolonel van Tcijn in Februari 1888,
zeer beleidvol gebruik makende van de afwezigheid van die benden,
die van Lampagger uit naar Poeloebras waren overgestoken, eene
colonne naar Koeala Pantjoer zond waar de bcntings van
Tiroe's benden gelegen waren om deze in de asch te leggen,
werd op onze troepen bij het doortrekken van de VI Moekims
op den heen- en terugmarsch door de bevolking dier streek geen
schot gelost.
Daags daarna werd namens Toekoe Nanta 's bestuurs aandacht