664 Toeankoe Mohamad Daoed bij ons te brengen en zich met hem te onderwerpen, latende hij in zijn zeer voorzichtig ingekleed aanbod duidelijk doorschemeren dat hij, tot loon voor zijn verraad, in het Inlaud- sche staatsbestuur de plaats van ferdanamantrie eischte, welke van rechtswege aan den voornaamsten wereldlijken hofgroote toekomt. Het voorstel, dat gevolgd werd door plotseling vertrek van Toeankoe Mohamad Daoed uit Kemala en diens vereeniging met Tengkoe di Tiroe te Anagaloeng, was uitermate verleidelijk en menig zwak bestuurder zou met beide handen deze onverwachte gelegenheid hebben aangegrepen om in het oog der natie zijn naam voor goed te vestigen. Een telegram toch „de pretendent sultan van Atjeh en Tengkoe di Tiroe hebben zich onderworpen" zou zeker niet minder sensatie gemaakt hebben dan in 1874 „de kraton is gevallen" en de borst van kolonel van Teijn zou vermoedelijk bezaaid zijn geworden met onderscheidingen. Bij den kranigen kolonel echter legden eigen grootheid en eigen roem geen gewicht in de schaal, alleen aan 's lands belang werd gedacht en na rijp beraad kwam hij, even als zijne ambtenaren, tot de overtuiging, dat 's lands welbegrepen belang eene hooghartige afwijzing van het voorstel vorderde. Aldus geschiedde. Was de onderscheiding die den kolonel van Teijn in November 1888 te beurt viel door zijne buitengewone bevordering tot Generaal Ma joor niet dubbel en dwars verdiend voor al hetgeen hij sedert zijne optreding als civiel en militair gouverneur van Atjeh in dit gewest ai had tot stand gebracht en het groote beleid dat van af den eersten dag van zijn optreden al zijne handelingen had gekenmerkt? Zoo was men dan eindelijk het jaar 1889 ingetreden, dat door de uitbreiding aan de sluiting gegeven, al naarmate dit noodzakelijk bleek en de marinemacht in de wateren van Atjeh uitbreiding erlaDgde, op de Noordkust eerst tot Telok Semawédaarna tot aan Diamantpunt ten Oosten, tot aan Koeala Atjeh ten Westen, op de Westkust tot Koningspunt aan de eene tot de Noordelijke grens van Panga (Tenom) aan de andere zijde, aan de Atjehers eindelijk de vaste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 115