669
men zijn, ware de Generaal van Teijn door ziekte niet genoodzaakt
geweest het bestuur neer te leggen.
Wel had hij reeds in het begin van 1890, toen hij voor 't eerst
voelde dat zijne gezondheid minder goed werd, aan de Regeering
kennis gegeven dat hij over een jaar zijn ontslag wenschte te nemen,
doch toen de resultaten van de sluiting zelfs de verwachting begon
nen te overtreffen en de berichten van dien aard waren, dat de on
derwerping binnen betrekkelijk korten tijd volgen zou, als maar
krachtig op den ingeslagen weg werd voortgegaan, besloot hij in
s lands belang zijn verblijf nog eenigen tijd te rekken.
Doch, alsof er nog altijd een fatum op Atjeh rust, het heeft niet
zoo mogen zijn; 's Generaals gezondheid ging dermate achteruit, dat
hij in het begin van 1891 genoodzaakt was aan de Regeering kennis
te geven, dat hij wegens ernstige ongesteldheid tot heengaan verplicht was.
Natuurlijk bleef 's Generaals ziekte niet onbekend in de binnen
landen van Atjeh en ook de groote waarschijnlijkheid, dat hij weldra
zou moeten vervangen worden lekte uit en dit bericht drong door
tot hemalawaar men toen, ondanks den hoog gestegen nood, besloot
om zich in geen geval aan ons te onderwerpen vóór de op handen
zijnde bestuursveranderingdewijl de ondervinding, zoo spraken
hoofden en ouden van dagen, tot dusverre geleerd had, dat bij de
Hollanders iedere bestuursverandering wijziging bracht in de bestuurs-
inzichten en wellicht de nieuwe bestuurder de sluiting weder zou
opheffen of door licentiën de werking er van te niet doen, in welke
gevallen van onderwerping geen sprake meer behoefde te zijn.
Hoe de Generaal van Teijn te moede was toen hem deze berichten
gewerden en hij toch niet blijven kon, laat zich niet beschrijven.
Hoe hij ook al zijne energie aanwendde om ook ditmaal de ziekte,
evenals in Juni 1890, van zich af te schudden, het baatte niet; zijn'
buitengewoon sterk lichaam was na 7 jaren onafgebroken werken,
denken en zwoegen in 's lands belang te zeer ondermijnd; hij moest
heengaan of zou evenals Generaal Demmenihet met den dood
bekocht hebben.
Het eenige wat hij doen kon en dat deed hij dan ook, was tot het