EENE OPMERKING NAAR AANLEIDING DEK NIEUWE
REGELING YOOR DE HOOGERE KRIJGSSCHOOL
Vrij uitgebreid is door v. P. in de Java Bode van 3 en 4 Mei 11.
de nieuwe regeling voor de Iloogere Krijgsschool besproken.
Hulde brengende aan de logische beschouwingen door hem aan de
bepalingen vastgeknoopt, wensch ik hier in enkele regelen een klein
verschil in gevoelen met hem openbaar te maken, omdat deze aange
legenheid mij voor een deel van het officierskorps vrij belangrijk
voorkomt, n. 1. voor de administratieofficieren.
Ten zeerste juicht v. P. de bepaling toe, dat officieren van de ver
schillende wapens ook deel kunnen nemen aan het examen voor den
Intendancecursus.
Ik stel thans de volgende vragen
1°. Is die regeling per sé noodzakelijk in het belang van het leger
en van de bedoelde officieren?
2°. Is zij billijk tegenover de administraiieofficieren
Hierover nu het volgende:
Wat het eerste punt betreft geloof ik wel, dat het gehalte van het
korps administratieofficieren van dien aard is, dat men bij vacatures
voor intendant niet zijn toevlucht behoeft te nemen tot officieren van
andere wapens; de animo onder de luitenants-kwartiermeester om den
intendancecursus te bezoeken is reeds vrij groot en zal nog grooter
worden, zoodat men ingeval van een vacature voor intendant altijd
een kwartiermeester disponibel zal hebben, die den intendancecursus
heeft bezocht.
Ouder de tegenwoordige kapiteins en luitenants-kwartiermeester
heeft men er reeds 11, die de krijgsschool hebben bezocht, en ver
moedelijk zullen er wel jaarlijks 3 bijkomen.
Om eene geregelde aanvulling van het korps intendanten te waar
borgen was de bepaling dus niet noodig.