708
In het belang van den officier zelf schjjnt zij mij ook niet. 't Zou
vooi een troepenofficier wel zoo rationeel zijn, indien hij toch eenmaal
met ernstige studie begint, zich te bekwamen voor den tactischen cursus,
waardoor hij zich de baan opent voor den Generalen staf en andere
eervolle functiën; een bezoek aan den intendancecursus kan hem
alleen de nog vrij onzekere kans bieden van misschien bij eventueele
gelegenheid tot intendant benoemd te worden.
Ik vermeen echter verder te mogen gaan en te kunnen beweren dat
eene dergelijke benoeming tot intendant zoowel den dienst als den
persoon zou dupeeren. De thans bestaande bepaling is goed toe te
passen op het Hollandsche leger, waar men een afzonderlijke Intendance
heeft, doch niet hier in Indië. De Hollandsche Intendance werkt
bijna geheel afgescheiden van de administratie; terwijl hier admini-
stratiewerk de voornaamste bezigheid der intendanten is en zuivere
intendancedienst in gewone tijden niet op den voorgrond treedt.
Ik geloof, dat een troepenofficier hoe bekwaam ook overigens, in
den dienst Van intendant niet zou voldoen, en als zelfstandig intendant
op de Buitenbezittingen in bruikbaarheid bij oen geroutineerd kwar
tiermeerster verre zou ten achter staan. Bovendien laat onze wet op
de bevordering de besproken benoeming eigenlijk niet toe.
Het Gouv. Besluit dd. 7 November 1870 N° 4, dat eene uitlegging
bevat op artikel 20 van de wet op de bevordering, schrijft voor, dat
de vacatures bij de intendance worden aangevuld door bevordering
en door overplaatsing van alleszins geschikte officieren van het korps
kwartiermeesters en in enkele gevallen door overplaatsing van officieren
van andere korpsen.
De bedoeling is, geloof ik, duidelijk. Eerst de kwartiermeesters en
dan de troepenofficieren.
Wel zou eene bevordering van een troepenofficier tot kapitein
intendant niet per só strijdig met de wet zijn, maar toch zeker niet
in de bedoeling der bepalingen liggen. Klaarbljkeljk heeft men de
gelegenheid willen openhouden om bij gebrek aan geschikte kwartier
meesters een bruikbaar troepenofficier tot intendant te benoemen.
Men moet echter niet uit het oog verliezen dat het korps kwar
tiermeesters van 1870 nog al verschilt met het tegenwoordige en dat
bepalingen toen noodig in verband met de gebrekkige recruteering