EENIGrE OPMERKINGEN OMTRENT HET BUNDEL- VUUR DOOR H. H. RINK. Naar aanleiding van den inhoud van het slot van bovengenoemd opstel (zie blz. 403 ih de 5e afl. van den loopenden jaargang) nemen wij de vrijheid de aandacht te vestigen op de navolgende punten Aft. 3, pag. 239. „Voor den afstand van 600 M. treft de laagste baan op 590,55 M. „en de hoogste op 609,62 M. den grond, zoodat de 50°/0 DS. „19,07 M. bedraagt." Hieruit volgt dat de DS. vóór het doel zou bedragen 600590,55 9,45 M. en daarachter 609,62 600 9,62 M. en de laatste dus grooter zou zijn dan de eerste. den afstand grooter, dus EBC CAD, waaruit volgt BEC ADC. Daar de twee rechthoekige driehoeken BEC en ACD een recht hoekszijde gelijk hebben, zal in dien driehoek de andere rechthoeks zijde de langste zijn, waar zij staat tegenover een grooteren scherpen hoek; derhalve AC BO. Pag. 236. 3e alinea v. b. wordt de 50°/o breedtespreiding bij het beoordeelen der trefkans op zeer smalle doelen gelijk gesteld aan van de geheele breedtespreiding; terwijl pag. 256 2ealinea v. o. en volgende de 50% breedtespreiding in het algemeen daaraan gelijk gesteld wordt. Pag. 246. De verschillen met de opgave in tabel 1 Schietvoor- schrift 1888 zijnj vooral voor de kortste afstanden nog al aanmerkelijk. Zij C het punt waar de middelste baan op vizierschotsafstand den grond raakt, ED de hoogtespreiding (EC CD de hoogteafwijkingen), EAD de laagste en EB de hoogste baan. De invalshoeken worden met E D

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 161