MILITAIRE ZIGZAG
FANTASSIN.
Zoo nadert dan eindelijk langzaam maar zeker het oogenblik, dat
wij ouze lang gesmade uniform in een of ander antiquiteiten-museum
zullen zien opgelegd en fonkelnieuw uitgedost in 't publiek zullen
verschijnen.
Dat zal me een bekijk geven en inderdaad, ik geloof, dat de nieuwe
kleed ij, mits door een bekwamen kleermaker gesneden en door een
welgemaakt lichaam gedragen, in 't kritisch damesoog de vergelijking
met de nu nog in zwang, maar door het woord „oude" reeds ver
oordeeld zijnde uniform glansrijk zal kunnen doorstaan.
Ik zal natuurlijk de laatste zijn, om uit een oogpunt van doelmatigheid
het tegenwoordig costuum in bescherming te nemen, maar wat men
er ook op te zeggen moge hebben, leelijk kan ik het niet vinden en
het zal dan ook met oprecht leedwezen zijn, dat ik er op hooger
last van scheid.
Natuurlijk vind ik de thans gedragen pet de grootste overwinning,
die de wansmaak heeft kunnen behalen en acht ik haar vervanging door
een andere hoofdbedekking meer dan noodig, maar overigens behoeven
we ons in onze tegenwoordige uniform waarlijk niet te schamen.
Uit den aard der zaak is alweder de allereerste eisch, dat het pak
gemaakt is door een man van het vak en niet door den eeuen of
anderen kampongbeunhaas, terwijl het door een rijzige gestalte moet
gedragen worden; is echter aan die twee voorwaarden voldaan, dan
tart ik iedereen, om onze uniform onsierlijk en leelijk te noemen.
Dat zij op de grens van den eenvoud staat, weinig voijant is en
misschien in de oogen van sommigen, wel een beetje bonter kon, ziet,
dat geef ik gaarne toe, maar yerder kan ik niet goed kwaad van deze
oude, trouwe gediende hooren spreken.
DOOR