568 hem die op jeugdiger leeftijd in het huwelijk trad. Want meestal is dan zijne gezondheid meer wankelend en huwt hij daarbij eene vrouw die veel jonger is, zoodat hij spoediger komt te overlijden, eene jeugdige weduwe nalatende, waarvan het onderhoud jaren lang op het fonds drukt. Aldus kan de kans voor den ongehuwde nog duurder uitvallen dan voor den gehuwde. Dit punt is door de Staatscommissie voor de burgerlijke pensioenen uitvoerig onderzocht en berekend; van de door haar verkregen uitkomsten is hiervoor bij het opstellen der balans reeds gebruik gemaakt en ook hier moet met nadruk daarop gewezen worden, om de verplichting tot bijdragen ook voor den ongehuwde in het licht te stellen. Blijft hij aan zijn eenmaal opgevatten stelregel getrouw en huwt hij nooit, dan kan hij zich troosten met de gedachte dat zijne bijdragen strekken om in het lot te voorzien van weduwen, die door zijne wapen broeders worden uagelaten. Bestond geen weduwenfonds, dan zou voor elke weduwe, zooals dit vroeger regel was, eene collecte plaats hebben, en zou men zich hierbij in de eerste plaats wenden tot de ongehuwden, die bevrijd van vele zorgen, gemakkelijker iets kunnen afstaan dan hij die met vrouw en kinderen gezegend onder zwaarder financieele lasten gaat gebukt. Aldus moeten de contributiën zoodanig worden verdeeld dat door allen wordt bijgedragen in den vorm van een omslag, evenredig aan de bezoldiging of het tractement. Buitengewone contributiën kunnen gevraagd worden bij huwelijk en verhooging van rang. Met de laatstgenoemde wordt dan eenige meerdere druk gelegd op den gehuwde, die vooral bij tweede en volgende huwelijken moet verzwaard worden en in overeenstemming gebracht met den betrekkeljjken leeftijd van man en vrouw, omdat juist hieruit in dit opzicht voor het fonds de grootste last ontstaat. Zooals reeds werd opgemerkt, keeren wij hiermede tot de oorspronkelijke instelling van het fonds terug, waarbij blijkbaar dezelfde overwegingen den doorslag hebben gegeven. Als grondslag der verdere beschouwingen neem ik derhalve het bestaande reglement, bijgewerkt tot 1890. Eerst zal gehandeld worden over de uit te keeren pensioenen, daarna over de doorloopende en afloopende contributiën en eindelijk over de hoofdregelen van het beheer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 19