PROEYEN MET HET GEBRUIK YAN HONDEN YOOR MILl TAIRE DOELEINDEN IN NEDERLANDSCH-INDIË. In de Juli aflevering van het jaar 1889 van dit Tijdschrift gaf do majoor der artillerie (destijds kapitein van deu Generalen Staf) G. J. van Rooien een verslag der proeven, die bij het Indisch leger genomen werden, om honden geschikt te maken voor het verrichten van den veiligheidsdienst tegenover Inlandsche vijanden. Deze proeven werden in de driejaren, die sedert verloopen zijn, steeds met ijver voortgezet, en eerst onlangs afgebroken, toen men tot de overtuiging kwam, dat ook de africhting van Taijkong- en bastaard Taijkong honden voor militaire doeleinden tot geen goed resultaat leidde. De belangstelling, die intusschen dit onderwerp bij ons leger heeft gewekt en trouwens alleszins verdient, geeft mij aanleiding hieronder te vermelden, hoe men langzamerhand tot die overtuiging is gekomen. Om daarbij zoo volledig mogelijk te kunnen zijn, vroeg en verkreeg ik welwillend de vergunning om evenals vroeger gebruik te maken van de ter zake ingediende rapporten. Werd in 1888 na de geheerscht hebbende hondenziekte reeds de droeve ervaring opgedaan, dat de opgewektheid, die alle in africhting zijnde honden en de intelligentie, die enkele daarvan hadden aan den dag gelegd vóór de ziekte, geheel waren verdwenen, terwijl het vroeger geleerde bijna geheel was vergeten, zoodat de africhter weder van voren af aan met hen moest beginnen, in Maart 1889 was de toestand nog niet veel beter, ja, hij verergerde zelfs in April en Mei d. a. v. Dit bracht den Militairen Commaudant der Wester afdeeling van Borneo tot het denkbeeld, dat Pontianalc wel eens minder geschikt kon zijn voor eene behoorlijke africhting. De lage gronden toch in en tot op meer dan een dagmarsch om die plaats gelegen, worden Dl. II, 1892. 49

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 202